◄ 89:0
Verhandeling 89
89:2 ►

Zonde, offer en verzoening

1. Het taboe

89:1.1

Het naleven van een taboe was de inspanning die de mens zich getroostte om tegenspoed te ontwijken, om te verhinderen dat de schimmen-geesten door het nalaten van iets beledigd zouden worden. De taboes waren aanvankelijk niet religieus, maar verwierven reeds vroeg schim- of geest-sanctie, en toen zij op deze wijze versterkt waren, konden ze wettenmakers en bouwers van instellingen worden. Het taboe is de bron van ceremoniële normen en de voorloper van de primitieve zelfbeheersing. Het was de vroegste en lange tijd de enige vorm van regulering van de samenleving en is nog steeds een fundamentele eenheid in de regulatieve structuur van de samenleving.

89:1.2

Het ontzag dat deze verbodsbepalingen in het bewustzijn van de primitieve mens afdwongen, was precies even groot als de vrees voor de machten door wie, naar men dacht, die bepalingen opgelegd werden. Eerst ontstonden taboes door toevallige ervaringen met tegenslag; later werden er taboes ingesteld op voorstel van stamhoofden en sjamanen—fetisj-mensen van wie men dacht dat zij door een geest, of zelfs een god, werden geleid. De vrees voor vergelding door geesten is zo sterk in het bewustzijn van een primitief mens, dat hij soms sterft van angst wanneer hij een taboe heeft overtreden, en zo’n dramatisch voorval versterkt de greep van het taboe op het bewustzijn van de nog levenden enorm.

89:1.3

Tot de vroegste verboden behoorden beperkingen ten aanzien van het zich toeëigenen van vrouwen en ander bezit. Toen de religie een grotere rol ging spelen in de evolutie van het taboe, werd het voorwerp waarover een banvloek was uitgesproken als onrein beschouwd, en nadien als onheilig. De geschriften van de Hebreeërs staan vol met vermeldingen van zaken die rein en onrein zijn, heilig en onheilig, maar hun opvattingen dienaangaande waren veel minder omslachtig en uitgebreid dan die van vele andere volken.

89:1.4

De zeven geboden van Dalamatia en Eden, evenals de tien geboden van de Hebreeërs, waren ondubbelzinnige taboes, en zoals de meeste oude verbodsbepalingen waren ze alle in dezelfde negatieve vorm onder woorden gebracht. Maar deze nieuwe voorschriften waren waarlijk bevrijdend doordat zij in de plaats kwamen van duizenden taboes die voordien bestaan hadden. Sterker nog, deze latere geboden beloofden uitdrukkelijk iets in ruil voor gehoorzaamheid.

89:1.5

De oude voedseltaboes hadden hun oorsprong in fetisjisme en totemisme. Het varken was heilig voor de Feniciërs, de koe voor de Hindoes. Het Egyptische taboe op varkensvlees heeft zich in het Hebreeuwse en Islamitische geloof bestendigd. Een variant van het voedseltaboe was het geloof dat een zwangere vrouw zo sterk aan een bepaald soort voedsel kon denken, dat het kind bij zijn geboorte een echo van dat voedsel zou zijn. Zulke spijzen plachten voor het kind taboe te zijn.

89:1.6

Bepaalde manieren van eten werden al spoedig taboe, en zo ontstond de oude en de moderne tafel-etiquette. Kastenstelsels en sociale niveaus zijn rudimentaire sporen van oude verboden. De taboes waren zeer effectief bij het organiseren van de samenleving, maar zij waren verschrikkelijk belastend; het systeem van negatieve verboden hield niet alleen nuttige en constructieve regels in stand, maar ook verouderde, achterhaalde en nutteloze taboes.

89:1.7

Er zou echter geen geciviliseerde samenleving bestaan die kritiek kan uitoefenen op de primitieve mens, indien deze wijdverbreide, uiteenlopende taboes er niet waren geweest, en het taboe zou zich nooit hebben gehandhaafd als het niet was ondersteund door de dwangmiddelen van de primitieve religie. Vele essentiële factoren in de evolutie van de mens zijn zeer kostbaar geweest, hebben een enorme schat aan inspanning, opoffering en zelfverloochening gekost, doch deze prestaties op het terrein van de zelfbeheersing waren de werkelijke sporten van de ladder der civilisatie waarlangs de mens omhoog klom.


◄ 89:0
 
89:2 ►