◄ 88:1
Verhandeling 88
88:3 ►

Fetisjen, tovermiddelen en magie

2. De evolutie van de fetisj

88:2.1

Men veronderstelde dat de schimmen bij voorkeur huisden in een voorwerp dat hun had toebehoord toen zij nog leefden in het vlees. Dit geloof verklaart de werkzaamheid van vele hedendaagse relikwieën. De mens in de oudheid had altijd eerbied voor het gebeente van de leiders, en de skeletresten van heiligen en helden worden door velen nog steeds met bijgelovig ontzag beschouwd. Zelfs nu nog worden er bedevaarten naar de graftomben van grote mensen gemaakt.

88:2.2

Het geloof in relikwieën is een uitvloeisel van de oude fetisj-cultus. De relikwieën van moderne godsdiensten staan voor een poging om de fetisj van de primitieve mens te rationaliseren en de fetisj aldus binnen de moderne godsdienstige stelsels te verheffen tot een niveau van waardigheid en respectabiliteit. Het is heidens om in fetisjen en magie te geloven, doch zogenaamd volkomen in orde om relikwieën en wonderen te aanvaarden.

88:2.3

De haard—de plaats van het vuur—werd min of meer een fetisj, een gewijde plek. De schrijnen en tempels waren aanvankelijk fetisj-plaatsen, omdat de gestorvenen daar werden begraven. De fetisj-hut van de Hebreeërs werd door Mozes verheven tot het niveau waar hij een super-fetisj, de toenmalige opvatting van de wet Gods, kon huisvesten. Doch de Israëlieten gaven het typisch Kanaänitische geloof in het stenen altaar nooit op: ‘En deze steen die ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods zijn.’ Zij geloofden oprecht dat de geest van hun God woonde in zulke stenen altaren, die in werkelijkheid fetisjen waren.

88:2.4

De vroegste beeltenissen werden gemaakt om het uiterlijk van, en de herinnering aan, illustere doden levend te houden; in werkelijkheid waren het gedenktekens. Afgodsbeelden waren een verfijning van het fetisjisme. De primitieve mensen geloofden dat een wijdingsceremonie de geest ertoe bracht zijn intrede in het beeld te doen; op dezelfde wijze werden bepaalde voorwerpen tot tovermiddelen als zij werden gezegend.

88:2.5

Mozes trachtte door zijn toevoeging aan het tweede gebod van de oude wet der Dalamatiërs de verering van fetisjen bij de Hebreeërs in toom te houden. Hij gaf nauwkeurig opdracht om geen enkel soort beeld te maken dat tot fetisj gewijd zou kunnen worden. Hij stelde onomwonden: ‘Gij zult u geen gesneden beeld noch enige gelijkenis maken van hetgeen dat boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren van de aarde is.’ Hoewel dit gebod de ontwikkeling van de beeldende kunst bij de Joden sterk vertraagde, verminderde het inderdaad de fetisj-verering. Doch Mozes was te wijs dan dat hij trachtte de oude fetisjes overijld van hun plaats te dringen en daarom stond hij toe dat er naast de wet bepaalde relikwieën geplaatst werden in de ark, die een combinatie van oorlogsaltaar en religieuze relikwieënkast was.

88:2.6

Woorden werden tenslotte ook fetisjen, vooral die welke als woorden Gods werden beschouwd; op deze wijze zijn de gewijde boeken van vele godsdiensten fetisjistische kerkers geworden, waarin de geestelijke verbeeldingskracht van de mens gevangen wordt gehouden. De krachtige stellingname van Mozes tegen fetisjen werd zelf een oppermachtig fetisj; zijn gebod werd later gebruikt om de beeldende kunst te bespotten en de vreugde in en de adoratie van het schone tegen te gaan.

88:2.7

In oude tijden was het gezaghebbend fetisj-woord een doctrine die vrees inboezemde, de ver- schrikkelijkste aller tyrannen door wie de mensen worden geknecht. Een tot fetisj geworden doctrine zal de sterfelijke mens ertoe brengen verraad te plegen jegens zichzelf en zich over te leveren aan de greep van dweperij, fanatisme, bijgeloof, onverdraagzaamheid en de afschuwelijkste barbaarse wreedheden. De moderne achting voor wijsheid en waarheid betekent maar een recent ontsnappen aan de neiging tot fetisjisme en een opstijgen naar hogere niveaus van denken en redeneren. Wat betreft de verzamelde fetisj-schrifturen die verscheidene godsdienst-ijveraars voor heilige boeken houden, gelooft men niet alleen dat hetgeen in het boek staat waar is, maar ook dat het boek alle waarheid bevat. Als een van deze heilige boeken toevallig zegt dat de aarde plat is, dan zullen generaties lang mannen en vrouwen, ook als ze in overige opzichten gezond van geest zijn, weigeren positieve bewijzen dat de planeet rond is te aanvaarden.

88:2.8

De gewoonte om een van deze heilige boeken te openen en het oog bij toeval te laten vallen op een passage die belangrijke levensbeslissingen of voornemens kan bepalen wanneer er gevolg aan wordt gegeven, is volslagen fetisjistisch en niet anders dan dat. Een eed afleggen op een ‘heilig boek’ of zweren bij een voorwerp van opperste verering is een vorm van verfijnd fetisjisme.

88:2.9

Maar het betekent werkelijke evolutionaire vooruitgang om van fetisj-vrees voor afgeknipte randjes vingernagel van een primitief stamhoofd over te gaan tot de verering van een prachtige verzameling brieven, wetten, legenden, allegorieën, mythen, gedichten en kronieken, die tenslotte toch de van het kaf ontdane morele wijsheid van vele eeuwen weerspiegelen, althans tot aan de tijd en gelegenheid dat zij tot een ‘heilig boek’ werden samengevoegd.

88:2.10

Om fetisjen te worden, moesten woorden als geïnspireerd worden beschouwd, en het beroep op geschriften die als goddelijk geïnspireerd werden gezien, heeft rechtstreeks geleid tot het vestigen van het gezag van de kerk, terwijl de ontwikkeling van civiele vormen leidde tot de verwezenlijking van het gezag van de staat.


◄ 88:1
 
88:3 ►