◄ 87:2
Verhandeling 87
87:4 ►

De geestenculten

3. Voorouderverering

87:3.1

Het voortschrijden van de geestenverering maakte de verering van de voorouders onontkoombaar, aangezien deze de verbindende schakels werden tussen gewone schimmen en hogere geesten, de evoluerende goden. De vroege goden waren eenvoudig verheerlijkte gestorven mensen.

87:3.2

Voorouderverering was oorspronkelijk meer vrees dan een vorm van aanbidding, maar dit soort geloofsovertuigingen droeg onbetwistbaar bij tot de verdere verspreiding van de vrees voor en de verering van geesten. Aanhangers van de vroege culten van de geesten van voorouders waren zelfs bang te geeuwen, omdat een kwaadwillige geest op zo’n moment hun lichaam zou kunnen binnentreden.

87:3.3

De gewoonte om kinderen te adopteren had ten doel zeker te stellen dat er na iemands dood offeranden voor de vrede en voortgang van zijn ziel zouden worden gebracht. De primitieve mens leefde in vrees voor de schimmen van zijn medemensen en besteedde zijn vrije tijd aan het maken van plannen voor een vrijgeleide van zijn eigen geest na de dood.

87:3.4

De meeste stammen stelden een allerzielenfeest in dat minstens eens per jaar werd gehouden. De Romeinen hadden ieder jaar twaalf geestenfeesten en daarmee gepaard gaande ceremoniën. De helft van de dagen van het jaar was aan een of andere ceremonie gewijd die verband hield met deze oude culten. Een Romeinse keizer trachtte hervorming in deze gewoonten aan te brengen door het aantal feestdagen te verminderen tot 135 per jaar.

87:3.5

De cultus van geesten evolueerde doorlopend. Zoals men zich voorstelde dat geesten overgingen van de onvolkomen fase van bestaan naar een hogere, zo ontwikkelde de cultus zich tenslotte tot de aanbidding van geesten, en zelfs van goden. Doch ongeacht de uiteenlopende soorten geloof in hogere geesten, hebben alle stammen en volken te eniger tijd in schimmen geloofd.


◄ 87:2
 
87:4 ►