◄ 78:6
Verhandeling 78
78:8 ►

Het violette ras na de tijd van Adam

7. De overstromingen in Mesopotamië

78:7.1

De bewoners van de riviergebieden waren eraan gewend dat de rivieren op vaste tijden buiten hun oevers traden: deze periodieke overstromingen waren jaarlijkse gebeurtenissen in hun leven. Maar nieuwe gevaren bedreigden de vallei van Mesopotamië tengevolge van toenemende geologische veranderingen in het noorden.

78:7.2

Duizenden jaren na het verzinken van het eerste Eden bleven de bergen aan de oostkust van de Middellandse Zee en die ten noordwesten en noordoosten van Mesopotamië nog steeds rijzen. Deze rijzing van het hoogland versnelde zeer sterk omstreeks 5000 v. Chr. en veroorzaakte, samen met de sterk toegenomen sneeuwval op de bergen in het noorden, iedere lente ongekende overstromingen in de gehele vallei van de Eufraat. Deze voorjaarsoverstromingen werden steeds erger, zodat de bewoners van de rivierstreken tenslotte naar de oostelijke hooglanden werden gedreven. Bijna duizend jaar lang waren tientallen steden praktisch geheel verlaten vanwege deze uitgebreide overstromingen.

78:7.3

Toen de Hebreeuwse priesters in de Babylonische ballingschap, bijna vijfduizend jaar later, trachtten de oorsprong van het Joodse volk terug te voeren tot Adam, hadden zij grote moeite om het verhaal in elkaar te passen. Een van hen kreeg de inval om deze pogingen op te geven en de gehele wereld in zijn zonde te laten verdrinken ten tijde van de overstroming van Noach, en daardoor een beter uitgangspunt te krijgen om Abrahams oorsprong helemaal terug te kunnen voeren tot een van de drie overlevende zonen van Noach.

78:7.4

De overleveringen over een tijd toen het water het gehele aardoppervlak bedekte, komen op de gehele wereld voor. Vele volken kennen het verhaal van een wereldwijde overstroming in vervlogen tijden. Het Bijbelse verhaal van Noach, de ark en de vloed is een verzinsel van de Hebreeuwse priesters gedurende de Babylonische ballingschap. Sinds er leven op Urantia werd gevestigd, heeft er nooit een wereldwijde overstroming plaatsgevonden. De enige keer dat het oppervlak van de aarde geheel met water was bedekt, was gedurende het tijdperk van het Archeozoïcum, vóór het land begon op te komen.

78:7.5

Noach heeft echter echt geleefd; hij was een wijngaardenier uit Aram, een nederzetting aan de rivier bij Erek. Hij hield ieder jaar aantekeningen bij van de dagen dat het water van de rivier steeg. Hij maakte zich erg belachelijk door het rivierdal op en neer te gaan met de raad om alle huizen van hout te bouwen, in de vorm van een schip, en om, als de tijd der overstromingen naderde, de huisdieren iedere nacht aan boord te brengen. Hij ging ieder jaar naar de naburige nederzettingen aan de rivier met de waarschuwing dat over een zeker aantal dagen de overstromingen zouden beginnen. Ten slotte kwam er een jaar dat de jaarlijkse overstromingen veel ernstiger waren door een ongewoon zware regenval, zodat het plotseling wassende water het gehele dorp wegvaagde; alleen Noach en zijn directe familie bleven gespaard in hun woonboot.

78:7.6

Deze overstromingen voltooiden het uiteenvallen van de Anditische civilisatie. Aan het einde van deze periode van overstromingen bestond de tweede hof niet meer. Alleen in het zuiden en onder de Sumeriërs bleven er nog sporen van de vroegere glorie over.

78:7.7

De resten van deze civilisatie, een der oudste op aarde, kunnen worden gevonden in deze streken in Mesopotamië, en ten noordoosten en noordwesten daarvan. Nog oudere sporen uit de tijd van Dalamatia bestaan echter nog steeds onder de wateren van de Perzische Golf, en het eerste Eden ligt verzonken onder het oostelijke uiteinde van de Middellandse Zee.


◄ 78:6
 
78:8 ►