◄ 76:4
Verhandeling 76
76:6 ►

De Tweede Hof

5. De dood van Adam en Eva

76:5.1

Niet lang na de stichting van het tweede Eden werd Adam en Eva naar behoren meegedeeld dat hun berouw was aanvaard, en dat zij, ofschoon zij gedoemd waren het lot van de stervelingen van hun wereld te ondergaan, zeker in aanmerking kwamen om te worden toegelaten tot de gelederen van de slapende overlevenden van Urantia. Dit evangelie van opstanding en eerherstel dat de Melchizedeks hun op een zeer ontroerende wijze verkondigden, geloofden zij volkomen. Hun overtreding was een beoordelingsfout geweest, en niet de zonde van bewuste, weloverwogen rebellie.

76:5.2

Toen zij burgers van Jerusem waren, hadden Adam en Eva geen Gedachtenrichters, en evenmin woonden er Richters bij hen in toen zij op Urantia werkzaam waren in de eerste hof. Maar kort nadat zij verlaagd waren tot de status van sterveling, werden zij zich bewust van een nieuwe geest in hun innerlijk, en gingen zij beseffen dat de menselijke status, gepaard met oprecht berouw, het Richters mogelijk had gemaakt in hen te komen wonen. Door de wetenschap dat er Richters in hen woonden, werden Adam en Eva gedurende de rest van hun leven zeer bemoedigd; zij wisten dat zij als Materiële Zonen van Satania hadden gefaald, maar zij wisten ook dat de loopbaan naar het Paradijs nog steeds voor hen openstond als opklimmende zonen van het universum.

76:5.3

Adam wist van de dispensationele opstanding die gelijktijdig met zijn aankomst op de planeet had plaatsgevonden, en hij geloofde dat hij en zijn gezellin waarschijnlijk zouden worden gerepersonaliseerd in verband met de komst van een zoon van de volgende orde. Hij wist niet dat Michael, de soeverein van dit universum, zeer spoedig op Urantia zou verschijnen: hij verwachtte dat de volgende Zoon die zou komen, zou behoren tot de orde der Avonals. Toch was het steeds een troost voor Adam en Eva om na te denken over de enige persoonlijke boodschap die zij ooit van Michael ontvingen, ook al vonden zij deze moeilijk te begrijpen. Naast andere verklaringen van vriendschap en woorden van vertroosting bevatte deze boodschap ook deze: ‘Ik heb de omstandigheden van uw nalatigheid overwogen, ik heb de wens van uw hart om immer trouw te zijn aan de wil van mijn Vader niet vergeten, en ge zult worden opgeroepen uit de omhelzing van de slaap des dood wanneer ik naar Urantia kom, indien de ondergeschikte Zonen van mijn gebied u niet reeds vóór die tijd ontbieden.’

76:5.4

Dit was een groot mysterie voor Adam en Eva. Zij konden de versluierde belofte van een mogelijke speciale opstanding in deze boodschap wel begrijpen, en deze mogelijkheid bemoedigde hen zeer, maar zij konden niet begrijpen wat de aanzegging betekende dat zij zouden mogen rusten tot aan het tijdstip van een opstanding die in verband zou staan met Michaels persoonlijke verschijnen op Urantia. En dus verkondigde het paar van Eden altijd dat er te eniger een Zoon van God zou komen, en gaven zij het geloof, althans de verlangende hoop door aan hun beminden, dat de wereld van hun blunders en smarten wellicht het gebied zou zijn waar de regeerder van dit universum zou verkiezen op te treden als de zelfschenking-Zoon van het Paradijs. Het leek te mooi om waar te zijn, maar Adam koesterde inderdaad de gedachte dat het door strijd verscheurde Urantia, tegen alle verwachtingen in, de fortuinlijkste wereld in het Satania-stelsel zou blijken te zijn, de planeet die door heel Nebadon zou worden benijd.

76:5.5

Adam leefde 530 jaar, hij stierf aan wat men ouderdom zou kunnen noemen. Zijn fysieke organisme versleet eenvoudig: het proces van verval kreeg geleidelijk de overhand over de krachten tot herstel en het einde was onvermijdelijk. Eva was negentien jaar tevoren gestorven aan een verzwakt hart. Zij werden beiden begraven in het midden van de tempel voor de erediensten die volgens hun ontwerp was gebouwd spoedig nadat de muur van de kolonie klaar was. Dit nu was de oorsprong van het gebruik om vooraanstaande en vrome mannen en vrouwen te begraven onder de vloer van bedehuizen.

76:5.6

Het bovenmateriële bestuur van Urantia, bleef onder leiding van de Melchizedeks aan, maar het rechtstreekse fysieke contact met de evolutionaire rassen was verbroken. Sinds de lang vervlogen dagen van de komst van de lichamelijke staf van de Planetaire Vorst, tijdens de perioden van Van en Amadon tot en met de komst van Adam en Eva, waren er aldoor lichamelijke vertegenwoordigers van de regering van het universum op de planeet gestationeerd geweest. Met de nalatigheid van Adam kwam er een einde aan dit regime dat een periode van ruim vierhonderdvijftigduizend jaar had beslagen. In de geestelijke sferen zetten helpende engelen de strijd samen met de Gedachtenrichters voort, waarbij beide groepen heldhaftig arbeidden voor de redding van de individuele mens; aan de stervelingen op aarde werd echter geen alomvattend plan voor het welzijn van de wereld op lange termijn bekendgemaakt tot de tijd van Abraham, toen Machiventa Melchizedek arriveerde en met de kracht, het geduld en de autoriteit van een Zoon van God de grondslagen legde voor de verdere verheffing en geestelijke rehabilitatie van het onfortuinlijke Urantia.

76:5.7

Maar niet alleen tegenspoed is Urantia ten deel gevallen: deze planeet is ook de fortuinlijkste geweest in het plaatselijk universum Nebadon. Urantianen dienen het als louter winst te beschouwen dat de blunders van hun voorvaderen en de fouten van hun vroege wereldheersers de planeet in een zo hopeloze staat van verwarring stortten—een verwarring die nog is versterkt door kwaad en zonde—, dat juist deze achtergrond van duisternis zulk een beroep deed op Michael van Nebadon, dat hij deze wereld verkoos als het strijdperk waar hij de liefdevolle persoonlijkheid van de Vader in de hemel wilde openbaren. Urantia had geen Schepper-Zoon nodig om haar gecompliceerde zaken op orde te stellen; het is veeleer zo dat het kwaad en de zonde op Urantia de Schepper-Zoon een treffender achtergrond verschaften om de onvergelijkelijke liefde en barmhartigheid en het geduld van de Paradijs-Vader te openbaren.


◄ 76:4
 
76:6 ►