◄ 56:8
Verhandeling 56
56:10 ►

Universele eenheid

9. Universele absolute eenheid

56:9.1

Het Ongekwalificeerd Absolute en het Godheid-Absolute worden geünificeerd in het Universeel Absolute. De Absoluten worden gecoördineerd in de Ultieme, bepaald in de Allerhoogste, en tijd-ruimte-gemodificeerd in God de Zevenvoudige. Op sub-oneindige niveaus zijn er drie Absoluten, maar in de oneindigheid blijken zij één te zijn. Op het Paradijs zijn er drie personalisaties van de Godheid, maar in de Triniteit zijn zij één.

56:9.2

De grootste filosofische kwestie van het meester-universum is deze: bestond het Absolute (de drie Absoluten als één in de oneindigheid) vóór de Triniteit? En is het Absolute de voorloper van de Triniteit? Of gaat de Triniteit vooraf aan het Absolute?

56:9.3

Is het Ongekwalificeerd Absolute een kracht-presentie onafhankelijk van de Triniteit? Impliceert de presentie van het Godheid-Absolute de onbeperkte functie van de Triniteit? En is het Universeel Absolute de finale functie van de Triniteit, zelfs van een Triniteit van Triniteiten?

56:9.4

Op het eerste gezicht lijkt een voorstelling van het Absolute als voorloper van alle dingen—zelfs van de Triniteit—de voorbijgaande voldoening te schenken dat zij de behoefte aan consistentie bevredigt en filosofische unificatie mogelijk maakt, maar alle gevolgtrekkingen van deze aard worden ontzenuwd door de actualiteit van de eeuwigheid van de Paradijs-Triniteit. Ons wordt geleerd en wij geloven dat de Universele Vader en zijn deelgenoten in de Triniteit eeuwig zijn van natuur en bestaan. Er is dan slechts één consistente filosofische gevolgtrekking mogelijk, namelijk dat het Absolute voor alle denkende universum-wezens de onpersoonlijke, coördinatieve reactie is van de Triniteit (van Triniteiten) op alle fundamentele, primaire ruimte-situaties, intra-universeel en extra-universeel. Voor alle denkende wezens met persoonlijkheid in het groot universum bestaat de Paradijs-Triniteit eeuwig in finaliteit, eeuwigheid, allerhoogste macht en ultieme macht, en voor alle praktische doeleinden van persoonlijk begrip en schepsel-besef, als absoluut.

56:9.5

De wijze waarop schepselen dit probleem in hun denken kunnen beschouwen, brengt hen tot het finale postulaat van de Universele IK BEN als de primaire oorzaak en ongekwalificeerde bron van zowel de Triniteit als het Absolute. Wanneer wij ernaar hunkeren ons een persoonlijk denkbeeld van het Absolute te vormen, vallen wij derhalve terug op onze ideeën en idealen aangaande de Paradijs-Vader. Wanneer wij wensen dit overigens onpersoonlijk Absolute begrijpelijker te maken, of het besef ervan te vergroten, vallen wij terug op het feit dat de Universele Vader de existentiële Vader is van absolute persoonlijkheid: de Eeuwige Zoon is de Absolute Persoon, ofschoon niet, in de experiëntiële zin van het woord, de personalisatie van het Absolute. En vervolgens stellen wij ons de experiëntiële Triniteiten voor als culminerende in de experiëntiële personalisatie van het Godheid-Absolute, terwijl wij het Universeel Absolute opvatten als bestaande uit de universum-en extra-universum-fenomenen van de manifeste aanwezigheid van de onpersoonlijke activiteiten van de geünificeerde en gecoördineerde Godheidsassociaties van het allerhoogste bewind, het ultieme bewind en de oneindigheid—de Triniteit van Triniteiten.

56:9.6

God de Vader is bespeurbaar op alle niveaus, van het eindige tot het oneindige, en ofschoon zijn schepselen hem vanaf het Paradijs tot en met de evolutionaire werelden op verscheidene wijzen hebben waargenomen, kennen alleen de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest hem als een oneindigheid.

56:9.7

Geestelijke persoonlijkheid is alleen op het Paradijs absoluut en het denkbeeld van het Absolute is alleen in de oneindigheid ongekwalificeerd. Godheidstegenwoordigheid is alleen op het Paradijs absoluut, en de openbaring van God moet altijd partieel, relatief en progressief zijn, totdat zijn macht experiëntieel oneindig wordt in de ruimte-potentie van het Ongekwalificeerd Absolute, terwijl zijn persoonlijkheidsmanifestatie experiëntieel oneindig wordt in de manifeste tegenwoordigheid van het Godheid-Absolute, en terwijl deze twee mogelijkheden van oneindigheid realiteit-verenigd worden in het Universeel Absolute.

56:9.8

Maar voorbij suboneindige niveaus zijn de drie Absoluten één, en hierdoor wordt de oneindigheid Godheid-gerealiseerd ongeacht of enige andere orde van bestaan ooit uit zichzelf bewustheid van oneindigheid realiseert.

56:9.9

Existentiële status in de eeuwigheid houdt existentiële zelf-bewustheid van oneindigheid in, ook al is er misschien nóg een eeuwigheid nodig om zelf-verwerkelijking te ervaren van de experiëntiële potentialiteiten die inherent zijn in een oneindigheidseeuwigheid—een eeuwige oneindigheid.

56:9.10

En God de Vader is de persoonlijke bron van alle manifestaties van Godheid en realiteit aan alle intelligente schepselen en geest-wezens in het ganse universum van universa. Als persoonlijkheden, nu of in de opeenvolgende universum-ervaringen in de eeuwige toekomst, zult ge tot uw eeuwige voldoening ontdekken dat ge, of ge nu er in slaagt God de Zevenvoudige te bereiken, God de Allerhoogste begrijpt, God de Ultieme vindt, of tracht het denkbeeld van God de Absolute te vatten, bij de voltooiing van elk van deze avontuurlijke ondernemingen op nieuwe experiëntiële niveaus de eeuwige God herontdekt hebt—de Paradijs-Vader van alle universum-persoonlijkheden.

56:9.11

De Universele Vader is de verklaring van de universele eenheid zoals deze op het allerhoogste en zelfs het ultieme niveau gerealiseerd moet worden in de post-ultieme eenheid van absolute waarden en betekenissen—ongekwalificeerde Realiteit.

56:9.12

De Meester-Krachtorganisatoren gaan uit in de ruimte en mobiliseren de ruimte-energieën zodat zij reactief worden op zwaartekracht, op de Paradijs-aantrekking van de Universele Vader; vervolgens komen de Schepper-Zonen die deze op zwaartekracht reagerende krachten organiseren tot bewoonde universa en daarin intelligente schepselen tot ontwikkeling doen komen, die de geest van de Paradijs-Vader in zich ontvangen en vervolgens tot de Vader opklimmen, om hem gelijk te worden in alle mogelijke goddelijkheidsattributen.

56:9.13

De onophoudelijke, expanderende opmars van de scheppende krachten van het Paradijs door de ruimte lijkt een voorbode van het zich immer uitbreidende domein van de zwaartekrachtgreep van de Universele Vader en de nimmer eindigende vermenigvuldiging van gevarieerde typen van verstandelijke schepselen die in staat zijn om God lief te hebben en door hem bemind te worden, en die, door op deze wijze Godkennend te worden, kunnen verkiezen te zijn zoals hij is, kunnen verkiezen het Paradijs te bereiken en God te vinden.

56:9.14

Het universum van universa is in alle opzichten verenigd. God is één in kracht en persoonlijkheid. Er is coördinatie van alle niveaus van energie en alle fasen van persoonlijkheid. Filosofisch en experiëntieel, in onze voorstelling en in werkelijkheid, hebben alle dingen en wezens hun middelpunt in de Paradijs-Vader. God is alles en in alles en allen, en geen ding of wezen bestaat zonder hem.


◄ 56:8
 
56:10 ►