◄ 56:6
Verhandeling 56
56:8 ►

Universele eenheid

7. Universele evolutionaire repercussies

56:7.1

De gestage vooruitgang der evolutie in de tijd-ruimte-universa gaat vergezeld van zich steeds uitbreidende openbaringen van de Godheid aan alle intelligente schepselen. Het bereiken van het hoogtepunt der evolutionaire vooruitgang op een wereld, in een stelsel, constellatie, universum, een superuniversum of in het groot universum, markeert hiermee corresponderende uitbreidingen van godheidswerkzaamheid voor en in deze progressieve scheppingseenheden. En elk van deze plaatselijke verdiepingen van goddelijkheidsrealisatie gaat vergezeld van bepaalde duidelijk omlijnde repercussies van vermeerderde godheidsmanifestatie aan alle andere sectoren der schepping. Zich van het Paradijs naar buiten uitstrekkend, vormt ieder nieuw domein van gerealiseerde, bereikte evolutie een nieuwe, vermeerderde openbaring van de experiëntiële Godheid aan het universum van universa.

56:7.2

Naargelang de samenstellende delen van een plaatselijk universum stap voor stap in licht en leven worden bestendigd, wordt God de Zevenvoudige in toenemende mate manifest gemaakt. Tijd-ruimte-evolutie begint op een planeet onder de leiding van de eerste uitdrukking van God de Zevenvoudige—de associatie van Schepper-Zoon en Scheppende Geest. Bij de bestendiging van een stelsel in licht bereikt deze Zoon-Geest-verbintenis haar volheid van functioneren; en wanneer een gehele constellatie aldus wordt bestendigd, wordt de tweede fase van God de Zevenvoudige in geheel zulk een gebied actiever. De voltooide bestuurlijke evolutie van een plaatselijk universum gaat vergezeld van nieuwe, meer rechtstreekse vormen van bijstand van de Meester-Geesten van de superuniversa. Op dit punt begint ook die immer uitbreidende openbaring en realisering van God de Allerhoogste, die culmineert in het begrip van de Allerhoogste dat door de opklimmende wordt bereikt op zijn tocht langs de werelden van het zesde circuit van Havona.

56:7.3

De Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest zijn existentiële godheidsmanifestaties aan intelligente schepselen en worden om deze reden niet op dezelfde wijze uitgebreid in persoonlijkheidsbetrekkingen met de bewustzijns- en geestschepselen van de gehele schepping.

56:7.4

Wij dienen hier op te merken dat opklimmende stervelingen de onpersoonlijke aanwezigheid van opeenvolgende niveaus van de Godheid kunnen ervaren lang voordat zij voldoende geestelijk zijn geworden en voldoende zijn onderricht om experiëntiële persoonlijke herkenning van, en experiëntieel persoonlijk contact met deze Godheden als persoonlijke wezens te bereiken.

56:7.5

Ieder nieuw evolutionair niveau dat binnen een scheppingssector wordt bereikt, en ook iedere nieuwe invasie der ruimte door goddelijkheidsmanifestaties, gaat vergezeld van gelijktijdige uitbreidingen van Godheid-functionele openbaring binnen de dan bestaande en reeds eerder georganiseerde eenheden van de gehele schepping. Deze nieuwe invasie van het bestuurlijke werk van de universa en hun samenstellende eenheden, lijkt misschien niet altijd te worden uitgevoerd in exacte overeenstemming met de methode die wij hier uiteenzetten, omdat het gebruikelijk is groepen bestuurders vooruit te zenden als wegbereiders voor de volgende era en de era’s daarna, wanneer er nieuwe bestuurlijke supervisie zal zijn. Zelfs God de Ultieme kondigt zijn transcendentale supervisie over de universa reeds aan gedurende de latere stadia van een plaatselijk universum dat in licht en leven is bestendigd.

56:7.6

Het is een feit dat naargelang de scheppingen in tijd en ruimte stap voor stap bestendigd worden in evolutionaire status, er een nieuw, vollediger functioneren van God de Allerhoogste wordt waargenomen, samenvallend met een hiermee corresponderend terugwijken van de eerste drie manifestaties van God de Zevenvoudige. Wat zal, indien en wanneer het groot universum in licht en leven wordt bestendigd, de toekomstige functie zijn van de Schepper-Scheppende manifestaties van God de Zevenvoudige, indien God de Allerhoogste de directe leiding over deze scheppingen in tijd en ruimte op zich neemt? Zullen deze organisatoren en pioniers van de tijd-ruimte-universa vrijgemaakt worden voor soortgelijke activiteiten in de buitenruimte? Wij weten het niet, maar wij speculeren veel over deze en hiermede verband houdende zaken.

56:7.7

Aangezien het gebied van de experiëntiële Godheid reikt tot in de domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute, stellen wij ons voor dat God de Zevenvoudige actief zal zijn gedurende de vroegere evolutionaire tijdvakken van deze scheppingen in de toekomst. Wij zijn het niet allen eens over de toekomstige status van de Ouden der Dagen en de Meester-Geesten van de superuniversa. Ook weten wij niet of de Allerhoogste daar zal functioneren zoals hij dit in de zeven superuniversa doet. Maar wij veronderstellen allen dat de Michaels, de Schepper-Zonen, voorbestemd zijn om in deze buitenste universa te gaan functioneren. Sommigen zijn van mening dat er in de toekomstige tijdperken een intiemere vorm van verbintenis te zien zal zijn tussen de geassocieerde Schepper-Zonen en en hun Goddelijke Hulp en Bijstand; het is zelfs mogelijk dat zulk een vereniging van scheppers zal resulteren in een bepaalde nieuwe uitdrukking van mede-schepper-identiteit van een ultieme natuur. Maar wij weten eigenlijk niets over deze mogelijkheden in de ongeopenbaarde toekomst.

56:7.8

Wij weten echter wel dat in de universa van tijd en ruimte God de Zevenvoudige een progressieve toegangsweg tot de Universele Vader verschaft, en dat deze evolutionaire toegangsweg experiëntieel wordt verenigd in God de Allerhoogste. Wij zouden kunnen veronderstellen dat zulk een plan ook in de buitenste universa in werking zal zijn. Aan de andere kant zullen de wezens van nieuwe orden, die eens deze universa kunnen bewonen, de Godheid wellicht naderen op ultieme niveaus en door absoniete methoden. Wij hebben, kortom, niet de flauwste voorstelling van de methode van godheidsbenadering die in de toekomstige universa in de buitenruimte gevolgd zal worden.

56:7.9

Niettemin zijn wij van mening dat voor de wezens die deze buitenste scheppingen zullen bewonen, de vervolmaakte superuniversa op de een of andere manier deel zullen gaan uitmaken van hun opklimmingsloopbaan naar het Paradijs. Het is zeer wel mogelijk dat wij, in dat toekomstige tijdperk, wezens uit de buiten-ruimte Havona zullen zien naderen via de zeven superuniversa, die dan bestuurd zullen worden door God de Allerhoogste, al dan niet in samenwerking met de Zeven Meester-Geesten.


◄ 56:6
 
56:8 ►