◄ 195:3
Verhandeling 195
195:5 ►

Na Pinksteren

4. De duistere middeleeuwen in Europa

195:4.1

Omdat de kerk een aanhangsel van de maatschappij en bondgenoot van de staat was, was zij gedoemd mee te gaan in de intellectuele en geestelijke achteruitgang in de zogeheten Europese ‘duistere middeleeuwen.’ In deze tijd werd de godsdienst meer en meer een zaak van kloosterlingen en asceten en raakte zij aan wetten en regels gebonden. Geestelijk was het Christendom in winterslaap. In deze hele periode bestond er, naast deze sluimerende, verwereldlijkte religie, een ononderbroken stroom mystiek, een grillige geestelijke beleving die grensde aan het onwerkelijke, en filosofisch verwant was aan het pantheïsme.

195:4.2

Gedurende deze donkere, wanhopige eeuwen werd de religie praktisch weer iets tweedehands. Het individu verdween bijna in de dominerende schaduw van de autoriteit, de traditie en de dwingende voorschriften van de kerk. Een nieuwe geestelijke dreiging ontstond toen er een hele stoet ‘heiligen’ werd geschapen, van wie werd aangenomen dat zij een bijzondere invloed konden uitoefenen in de goddelijke gerechtshoven en die daarom, indien er een doeltreffend beroep op hen werd gedaan, ’s mensen voorspraak konden zijn bij de Goden.

195:4.3

Maar het Christendom was voldoende gesocialiseerd en gepaganiseerd om, hoewel onmachtig om de nadering van de duistere eeuwen tegen te houden, des te beter de lange periode van morele duisternis en geestelijke stagnatie te kunnen overleven. Het hield inderdaad stand tijdens de lange nacht van de Westerse civilisatie, en functioneerde nog steeds als een ethische invloed in de wereld toen de renaissance aanbrak. De rehabilitatie van het Christendom na de duistere eeuwen liep uit op het ontstaan van talrijke sekten die de Christelijke leringen aanhingen, opvattingen die waren aangepast aan menselijke persoonlijkheden van speciale verstandelijke, emotionele en spirituele typen. Veel van deze speciale Christelijke groeperingen, of religieuze families, bestaan nog ten tijde van de aanbieding van deze verhandelingen.

195:4.4

Het Christendom heeft een geschiedenis die aantoont dat het is ontstaan uit de onbedoelde transformatie van de religie van Jezus in een religie over Jezus. Verder blijkt uit zijn geschiedenis dat het hellenisering, paganisering, secularisatie, institutionalisatie, intellectueel verval, geestelijke decadentie, een morele winterslaap, dreigende uitsterving, latere verjonging, fragmentatie, en meer recentelijk betrekkelijke rehabilitatie heeft doorstaan. Zulk een stamboom wijst op inherente vitaliteit en enorme vermogens te herstel. En dit zelfde Christendom is ook nu aanwezig in de geciviliseerde wereld der Westere volken en staat oog in oog met een worseling om zijn bestaan, die nog onheilspellender is dan de gedenkwaardige crises die zijn eerdere strijd om de heerschappij hebben gekenmerkt.

195:4.5

De religie ziet zich nu gesteld tegenover de uitdaging van een nieuw tijdperk van wetenschappelijk denken en materialistische neigingen. In deze gigantische strijd tussen het seculiere en het geestelijke zal de religie van Jezus uiteindelijk zegevieren.


◄ 195:3
 
195:5 ►