◄ 190:2
Verhandeling 190
190:4 ►

Morontia-verschijningen van Jezus

3. Ten huize van Jozef

190:3.1

De vijfde morontia-verschijning van Jezus voor de ogen van stervelingen die hem herkenden, vond op deze zelfde zondagmiddag om ongeveer kwart voor vier plaats ten huize van Jozef van Arimatea, in aanwezigheid van ongeveer vijfentwintig vrouwelijke gelovigen die daar bijeen waren. Maria Magdalena was maar een paar minuten voordat deze verschijning plaatsvond, naar het huis van Jozef teruggekeerd. Jakobus, de broer van Jezus, had verzocht de apostelen niets te zeggen over de verschijning van de Meester te Betanië. Hij had Maria echter niet gevraagd om haar gelovige zusters niet op de hoogte te brengen van deze gebeurtenis. Zodoende begon Maria, nadat ze alle vrouwen eerst geheimhouding had laten beloven, hen te vertellen wat er zo kort geleden was gebeurd, toen ze bij Jezus’ familie in Betanië was. En ze was midden in dit aangrijpende verhaal, toen er plotseling een plechtige stilte viel: zij aanschouwden, staande in hun midden, de volledig zichtbare gestalte van de verrezen Jezus. Hij begroette hen met de woorden: ‘Vrede zij met u. In de gemeenschap van het koninkrijk zal er geen Jood of niet-Jood zijn, geen rijke of arme, geen vrije of slaaf, geen man of vrouw. Ook gij wordt geroepen om het goede nieuws bekend te maken van de vrij- heid van de mensheid door het evangelie van het zoonschap bij God in het koninkrijk des hemels. Ga de hele wereld in om dit evangelie te verkondigen en om degenen die erin geloven, in hun geloof te sterken. Vergeet niet, terwijl ge dit doet, de zieken te helpen en de wankelmoedigen en de vreesachtigen te sterken. En ik zal altijd met u zijn, zelfs tot aan de uiteinden der aarde.’ En toen hij dit gezegd had, verdween hij uit hun ogen, terwijl de vrouwen ter aarde vielen en in stilte God vereerden.

190:3.2

Van de vijf morontia-verschijningen van Jezus die tot dusver hadden plaatsgevonden, had Maria Magdalena er vier meegemaakt.

190:3.3

Tengevolge van het uitsturen van de koeriers halverwege de morgen, en door het ongewild uitlekken van aanwijzingen over deze verschijning van Jezus ten huize van Jozef, bereikten de oversten der Joden vroeg in de avond berichten, dat er in de stad werd verteld dat Jezus was verrezen en dat vele mensen beweerden hem te hebben gezien. Deze geruchten schudden de leden van het Sanhedrin ruw wakker. Na haastig overleg met Annas, riep Kajafas een vergadering van het Sanhedrin bijeen om acht uur diezelfde avond. Tijdens deze vergadering werd het besluit genomen om iedereen die gewag maakte van de opstanding van Jezus uit de synagoge te werpen. Er werd zelfs voorgesteld om een ieder die beweerde hem gezien te hebben, ter dood te brengen, maar dit voorstel werd niet in stemming gebracht, omdat de vergadering werd opgebroken in een verwarring die aan daadwerkelijke paniek grensde. Zij hadden durven denken dat ze met Jezus klaar waren. Zij stonden op het punt te ontdekken dat hun werkelijke moeilijkheden met de man van Nazaret nog maar pas waren begonnen.


◄ 190:2
 
190:4 ►