◄ 184:0
Verhandeling 184
184:2 ►

Voor het gerecht van het Sanhedrin

1. De ondervraging door Annas

184:1.1

Annas, rijk geworden door zijn inkomsten uit de tempel, met zijn schoonzoon die te dien tijde hogepriester was en zijn relaties met de Romeinse autoriteiten, was inderdaad de man met de grootste persoonlijke macht in de gehele Joodse gemeenschap. Hij was een minzaam, diplomatiek plannenmaker en intrigant. Hij wenste de zaak van het uit de weg ruimen van Jezus zelf in handen te houden: hij was bang voor wat er zou kunnen gebeuren indien hij deze belangrijke onderneming geheel aan zijn kortaangebonden, agressieve schoonzoon zou overlaten. Annas wilde zorgen dat de rechtszaak van de Meester in handen van de Sadduceeën bleef. Hij was bevreesd voor de mogelijke sympathie van de zijde van sommigen der Farizeeën, gezien het feit dat nagenoeg alle leden van het Sanhedrin die zich achter de zaak van Jezus hadden geschaard, Farizeeën waren.

184:1.2

Annas had Jezus in geen jaren gezien. De laatste keer was geweest toen de Meester hem thuis had bezocht en onmiddellijk weer was vertrokken toen hij merkte hoe koel en gereserveerd Annas hem ontving. Annas dacht gebruik te kunnen maken van het feit dat zij elkaar vroeger hadden gekend, en wilde Jezus hierdoor trachten over te halen zijn aanspraken op te geven en Palestina te verlaten. Het stuitte hem tegen de borst mee te werken aan de moord op een goed mens en hij had bij zichzelf bedacht dat Jezus vermoedelijk zou verkiezen het land te verlaten, liever dan zich te laten doden. Maar toen Annas tegenover de forse, vastberaden Galileeër stond, wist hij meteen dat het nutteloos zou zijn met dergelijke voorstellen aan te komen. Jezus was nog majesteitelijker en bezat een nog grotere kalmte en evenwichtigheid dan Annas zich van hem kon herinneren.

184:1.3

Toen Jezus nog jong was, had Annas een grote belangstelling voor hem gekoesterd, doch thans zag hij zijn inkomsten in gevaar gebracht door wat Jezus kort geleden had aangericht, toen hij de geldwisselaars en andere kooplieden uit de tempel had verdreven. Dit voorval had de vijandschap van de voormalige hogepriester veel meer aangewakkerd dan het onderricht van Jezus.

184:1.4

Annas betrad zijn ruime audiëntiezaal, nam plaats in een grote zetel en beval dat Jezus voor hem geleid zou worden. Nadat hij de Meester enige ogenblikken stilzwijgend had opgenomen, zei hij: ‘Ge zult wel inzien dat er iets gedaan zal moeten worden met betrekking tot uw optreden als leraar, want ge verstoort de vrede en orde in ons land.’ Terwijl Annas Jezus onderzoekend aankeek, zag de Meester hem recht in de ogen, maar gaf geen antwoord. Wederom nam Annas het woord en zei: ‘Wat zijn de namen van uw discipelen, behalve Simon Zelotes, de agitator?’ Opnieuw zag Jezus op hem neer, maar antwoordde niet.

184:1.5

Annas raakte ernstig verstoord door de weigering van Jezus om op zijn vragen antwoord te geven, zozeer dat hij tot hem zei: ‘Kan het u niets schelen of ik vriendelijk tegen u ben of niet? Trekt ge u helemaal niets aan van de macht die ik bezit om uit te maken wat de uitslag van uw rechtszaak straks zal zijn?’ Toen Jezus deze woorden hoorde, zei hij: ‘Annas, ge weet dat ge geen macht over mij zoudt kunnen hebben indien mijn Vader dit niet toestond. Sommigen willen de Zoon des Mensen ter dood brengen omdat zij onwetend zijn; zij weten niet beter, maar gij, vriend, weet wat ge doet. Hoe kunt ge derhalve het licht van God afwijzen?’

184:1.6

De vriendelijke wijze waarop Jezus tot Annas sprak, bracht de laatste bijna van zijn stuk. Hij had echter reeds bij zichzelf besloten dat Jezus Palestina moest verlaten of anders moest sterven; hij vermande zich dus en vroeg: ‘Wat is het nu eigenlijk precies dat ge het volk wilt leren? En wat beweert ge te zijn?’ Jezus antwoordde: ‘Ge weet zeer wel dat ik openlijk tot de wereld gesproken heb. Ik heb in de synagogen geleerd en vele malen in de tempel, waar alle Joden en vele niet-Joden mij gehoord hebben. In het geheim heb ik niets gezegd; waarom vraagt ge mij naar mijn onderricht? Waarom roept ge de mensen die mij gehoord hebben niet op en informeert ge niet bij hen? Zie, heel Jeruzalem heeft gehoord wat ik gesproken heb, ook al hebt gij zelf dit onderricht niet aangehoord.’ Maar voordat Annas kon antwoorden, sloeg het hoofd der bedienden, die erbij stond, Jezus in het gelaat en zei: ‘Hoe durft ge de hogepriester op zulk een wijze te antwoorden?’ Annas berispte zijn hofmeester niet, maar Jezus richtte zich tot hem met de woorden: ‘Vriend, indien ik iets verkeerd gezegd heb, zeg dan wat verkeerd is; maar indien ik de waarheid gezegd heb, waarom slaat ge mij dan?’

184:1.7

Ofschoon Annas het betreurde dat zijn hofmeester Jezus had geslagen, was hij te trots om aandacht aan de zaak te schenken. In zijn verwarring begaf hij zich naar een ander vertrek en liet Jezus gedurende bijna een uur alleen met de huisbedienden en de tempelwachters.

184:1.8

Na zijn terugkeer liep hij op de Meester toe en zei: ‘Maakt ge er aanspraak op de Messias te zijn, de verlosser Israels?’ Jezus antwoordde: ‘Annas, ge hebt mij vanaf mijn jeugd gekend. Ge weet dat ik er geen aanspraak op maak iets te zijn behalve wat mijn Vader heeft bepaald, en dat ik gezonden ben tot alle mensen, tot de niet-Joden zowel als tot de Joden.’ Daarop zei Annas: ‘Men heeft mij verteld dat ge er aanspraak op maakt de Messias te zijn; is dat waar?’ Jezus keek Annas aan, maar gaf slechts ten antwoord: ‘Gij hebt het gezegd.’

184:1.9

Rond deze tijd arriveerden er boodschappers van het paleis van Kajafas om te informeren hoe laat Jezus voorgeleid zou worden voor het hof van het Sanhedrin, en aangezien de dag bijna was aangebroken, achtte Annas het maar beter Jezus geboeid en onder bewaking van de tempelwachters naar Kajafas te sturen. Kort daarop volgde hij zelf.


◄ 184:0
 
184:2 ►