◄ 180:5
Verhandeling 180
181:0 ►

De afscheidsrede

6. De noodzaak om heen te gaan

180:6.1

Nadat Petrus, Jakobus, Johannes en Matteüs talrijke vragen tot de Meester hadden gericht, ging deze verder met zijn afscheidstoespraak en zei: ‘Ik spreek over al deze dingen met jullie voordat ik van jullie heenga, opdat jullie zo goed voorbereid zult zijn op wat jullie gaat overkomen dat je niet zult struikelen en in ernstige dwaling terecht zult komen. Het zal de gezagsdragers niet genoeg zijn om jullie alleen maar uit de synagogen te werpen; ik waarschuw jullie dat het uur nabij komt dat zij die jullie doden, zullen denken dat zij God een dienst bewijzen. Zij zullen jullie, en degenen die door jullie het koninkrijk des hemels worden binnengeleid, dit alles aandoen omdat zij de Vader niet kennen. Zij hebben geweigerd de Vader te leren kennen door te weigeren mij te aanvaarden; zij weigeren mij te aanvaarden wanneer zij jullie afwijzen, indien jullie je althans gehouden zult hebben aan mijn nieuwe gebod om elkaar lief te hebben zoals ik jullie heb liefgehad. Ik spreek van te voren met jullie over deze zaken opdat jullie, wanneer jullie uur komt, zoals het mijne nu is gekomen, gesterkt moogt worden door te weten dat ik dit alles heb geweten en dat mijn geest met jullie zal zijn in al jullie lijden om mijnentwil en omwille van het evangelie. Juist hierom heb ik vanaf het eerste begin zo openhartig met jullie gesproken. Ik heb jullie zelfs gewaarschuwd dat iemands vijanden de leden van zijn eigen huisgezin kunnen zijn. Ofschoon dit evangelie van het koninkrijk immer grote vrede brengt in de ziel van de individuele gelovige, zal het pas vrede op aarde brengen wanneer de mensen bereid zullen zijn mijn onderricht van ganser harte te geloven, en zij de praktijk van het doen van de wil van de Vader gaan instellen als het voornaamste doeleinde van het leven als sterfelijk mens.

180:6.2

‘Nu ik van jullie heenga, gezien het feit dat de ure is gekomen dat ik op het punt sta naar de Vader te gaan, ben ik verrast dat niemand van jullie mij gevraagd heeft, waarom gaat ge van ons heen? Toch weet ik dat jullie je dit in je hart afvraagt. Ik zal openhartig met jullie spreken, als vrienden onder elkaar. Het is werkelijk in jullie voordeel dat ik wegga. Indien ik niet heenga, kan de nieuwe leraar niet in jullie hart komen. Ik moet ontdaan worden van dit sterfelijke lichaam en hersteld worden in mijn positie in den hoge, voordat ik deze geest-leraar kan zenden om in jullie ziel te gaan wonen en jullie geest binnen te leiden in de waarheid. Wanneer mijn geest in jullie komt wonen, zal hij het verschil tussen zonde en rechtvaardigheid verhelderen en jullie in staat stellen ten aanzien van deze met wijsheid te oordelen in je hart.

180:6.3

‘Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunt op dit moment niet meer verwerken. Al zij het dat wanneer hij, de Geest der Waarheid, komt, hij jullie uiteindelijk in alle waarheid zal binnenleiden wanneer jullie door de vele verblijfplaatsen gaan in het universum van mijn Vader.

180:6.4

‘Deze geest zal niet van zichzelf spreken, maar hij zal jullie zeggen wat de Vader heeft geopenbaard aan de Zoon, en hij zal jullie zelfs toekomende dingen tonen: hij zal mij verheerlijken, net als ik mijn Vader heb verheerlijkt. Deze geest gaat van mij uit en hij zal mijn waarheid aan jullie openbaren. Al hetgeen de Vader heeft in dit domein, is nu van mij; en daarom zei ik dat deze nieuwe leraar uit het mijne zou nemen en het jullie zou openbaren.

180:6.5

‘Nog even, en ik ga jullie voor korte tijd verlaten. Daarna, wanneer jullie mij terug zult zien, zal ik reeds op weg zijn naar de Vader, zodat jullie me zelfs dan niet lang zult zien.’

180:6.6

Terwijl hij een ogenblik pauzeerde, begonnen de apostelen met elkaar te praten: ‘Wat betekent dit wat hij nu zegt? ‘Nog even, en ik zal van jullie heengaan’, en ‘Wanneer jullie mij terugzien zal het niet voor lang zijn, want dan zal ik op weg zijn naar de Vader’? Wat kan hij bedoelen met dit ‘even’ en ‘niet voor lang’? We kunnen niet begrijpen wat hij ons zegt.’

180:6.7

En aangezien Jezus wist wat zij zich afvroegen, zei hij: ‘Vragen jullie elkaar wat ik bedoelde toen ik zei dat ik nu heel spoedig niet meer bij jullie zou zijn, en dat, wanneer jullie mij terugziet, ik op weg zou zijn naar de Vader? Ik heb jullie duidelijk gezegd dat de Zoon des Mensen moet sterven, maar dat hij ook weer op zal staan. Kunnen jullie dan de betekenis van mijn woorden niet inzien? Eerst zullen jullie verdriet ondervinden, maar later zullen jullie je verblijden en velen met jullie, die deze dingen zullen begrijpen nadat ze zullen hebben plaatsgevonden. Een vrouw is zeer treurig in het uur van haar barensnood, maar wanneer ze eenmaal verlost is van haar kind, vergeet ze ogenblikkelijk haar smart in de vreugde van het weten dat een mens ter wereld is gekomen. Zo zullen ook jullie verdriet hebben over mijn heengaan, maar ik zal jullie spoedig weerzien, en dan zal jullie smart in blijdschap verkeren, en er zal jullie een nieuwe openbaring van de redding van God ten deel vallen, die niemand jullie ooit meer kan afnemen. En alle werelden zullen gezegend worden door deze openbaring van leven dat bewerkstelligt dat de dood teniet wordt gedaan. Tot nu toe hebben jullie al jullie verzoeken gedaan in de naam van mijn Vader. Nadat jullie mij hebben teruggezien, mogen jullie ook in mijn naam vragen, en ik zal jullie verhoren.

180:6.8

‘Hier beneden heb ik jullie onderricht in spreuken en tot jullie gesproken in gelijkenissen. Ik deed dit omdat jullie nog maar kinderen in de geest waren; maar de tijd is in aantocht dat ik duidelijk tot jullie zal spreken over de Vader en zijn koninkrijk. Ik zal dit doen omdat de Vader zelf jullie liefheeft en verlangt vollediger aan jullie geopenbaard te worden. De sterfelijke mens kan de geest-Vader niet zien; daarom ben ik in de wereld gekomen om de Vader te tonen aan jullie schepsel-ogen. Maar wanneer jullie volmaakt zijn geworden in geestelijke groei, zullen jullie de Vader zelf zien’.

180:6.9

Toen de apostelen hem zo hoorden spreken, zeiden zij tot elkaar: ‘Zie, hij spreekt in klare taal tot ons. Het is vast en zeker dat de Meester tot ons is gekomen van God. Maar waarom zegt hij dat hij moet terugkeren tot de Vader?’ En Jezus zag dat zij hem zelfs nu nog niet begrepen. Deze elf mannen konden niet loskomen van hun lang gekoesterde voorstellingen van de Joodse idee van de Messias. Hoe meer zij geloofden in Jezus als de Messias, des te meer last zij ondervonden van deze diep gewortelde ideeën over de glorieuze materiële triomf van het koninkrijk op aarde.


◄ 180:5
 
Verhandeling 181 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.