◄ 180:3
Verhandeling 180
180:5 ►

De afscheidsrede

4. De beloofde helper

180:4.1

Jezus ging voort met zijn onderricht en sprak: ‘Wanneer ik naar de Vader zal zijn gegaan, en wanneer hij het werk dat ik voor jullie op aarde heb verricht, volledig heeft aanvaard, en ik de definitieve soevereiniteit over mijn eigen domein heb ontvangen, dan zal ik tot mijn Vader zeggen: Nu ik mijn kinderen alleen heb achtergelaten op aarde, is het in overeenstemming met mijn belofte hun een andere leraar te zenden. En wanneer de Vader daaraan zijn goedkeuring hecht, zal ik de Geest van Waarheid uitstorten op alle vlees. De geest van mijn Vader is reeds aanwezig in jullie hart, en wanneer deze dag komt, zullen jullie ook mij bij je hebben, precies zoals je nu de Vader bij je hebt. Deze nieuwe gave is de geest van levende waarheid. De ongelovigen zullen aanvankelijk niet luisteren naar het onderricht van deze geest, maar de zonen des lichts zullen hem allen met blijdschap en van ganser harte ontvangen. Jullie zult deze geest kennen wanneer hij komt, net als jullie mij gekend hebt, en je zult dit geschenk in je hart ontvangen en hij zal bij je blijven. Zo zien jullie dat ik jullie niet zonder hulp en leiding achter zal laten. Ik zal jullie niet eenzaam en verlaten achterlaten. Persoonlijk kan ik vandaag alleen bij jullie zijn. In de komende tijd zal ik bij jullie zijn en bij alle andere mensen die naar mijn tegenwoordigheid verlangen, waar je ook moogt zijn, en bij ieder van jullie terzelfdertijd. Zien jullie niet dat het beter is dat ik wegga: dat ik jullie lichamelijk verlaat om des te beter en vollediger bij jullie te zijn in de geest?

180:4.2

‘Over slechts enkele uren zal de wereld mij niet meer zien; maar jullie zult mij zelfs in je hart blijven kennen totdat ik jullie deze nieuwe leraar zal zenden, de Geest van Waarheid. Zoals ik in eigen persoon met jullie heb samengeleefd, zo zal ik dan in jullie leven; ik zal één zijn met jullie persoonlijke ervaring in het geest-koninkrijk. En wanneer dit zal hebben plaatsgevonden, zullen jullie zeker weten weten dat ik in de Vader ben en dat, ofschoon jullie leven in mij verborgen is bij de Vader, ik ook in jullie ben. Ik heb de Vader liefgehad en zijn woord bewaard; jullie hebt mij liefgehad en zult mijn woord bewaren. Zoals mijn Vader mij van zijn geest heeft gegeven, zo zal ik jullie van mijn geest geven. Deze Geest van Waarheid die ik jullie zal schenken, zal jullie leiden, verkwikken en troosten, en jullie uiteindelijk in alle waarheid binnenleiden.

180:4.3

‘Ik zeg jullie deze dingen nu ik nog bij jullie ben, opdat jullie des te beter voorbereid moogt zijn om de beproevingen die ons nu onverwijld gaan overkomen, te verdragen. En wanneer deze nieuwe dag aanbreekt, zal zowel de Zoon als de Vader in jullie wonen. Deze geschenken uit de hemel zullen altijd met elkaar samenwerken, zoals de Vader en ik hier op aarde en vlak voor jullie ogen hebben gearbeid als één persoon, de Zoon des Mensen. En deze geest-vriend zal maken dat jullie je alles herinnert wat ik jullie heb onderricht.’

180:4.4

Toen de Meester een ogenblik pauzeerde, vatte Judas Alfeüs moed om een van de weinige vragen te stellen die hij of zijn broer ooit in het openbaar tot Jezus richtten. Judas zei: ‘Meester, gij hebt altijd onder ons geleefd als een vriend; hoe zullen wij u kennen wanneer ge u niet meer aan ons vertoont behalve door deze geest? Indien de wereld u niet ziet, hoe kunnen wij dan zeker van u zijn? Hoe zult gij u aan ons tonen?’

180:4.5

Jezus zag op hen allen neer, glimlachte, en zei: ‘Mijn kleine kinderen, ik ga weg, terug naar mijn Vader. Binnen heel korte tijd zullen jullie mij niet meer zien zoals nu hier, als vlees en bloed. Zeer binnenkort zal ik jullie mijn geest zenden, die precies zo is als ik, met uitzondering van dit materiële lichaam. Deze nieuwe leraar is de Geest van Waarheid, die bij ieder van jullie zal wonen, in je hart, en zo zullen alle kinderen des lichts één worden en tot elkaar worden aangetrokken. En precies op deze manier zullen mijn Vader en ik in staat zijn in de ziel van ieder van jullie te wonen, en ook in de harten van alle andere mensen die ons liefhebben en die liefde in hun ervaring tot een werkelijkheid maken door elkaar lief te hebben net zoals ik jullie nu liefheb.’

180:4.6

Judas Alfeüs begreep niet helemaal wat de Meester zei, maar hij begreep wel de belofte van de nieuwe leraar, en aan de uitdrukking op het gezicht van Andreas zag hij dat zijn vraag tot tevredenheid was beantwoord.


◄ 180:3
 
180:5 ►