◄ 169:3
Verhandeling 169
170:0 ►

Het laatste onderricht in Pella

4. De vader en zijn koninkrijk

169:4.1

Het kostte Jezus altijd moeite om de apostelen duidelijk te maken dat, hoewel zij de oprichting van het koninkrijk Gods verkondigden, de Vader in de hemel niet een koning was. In de tijd dat Jezus op aarde in het vlees leefde en leerde, waren de mensen op Urantia het meest vertrouwd met koningen en keizers in de regeringen der volken, en de Joden verwachtten reeds lang de komst van het koninkrijk Gods. Om deze en nog andere redenen had het de Meester het beste geleken om de geestelijke broederschap van de mensen te bestempelen als het koninkrijk des hemels, en het geest-hoofd van deze broederschap als de Vader in de hemel. Jezus sprak nooit over zijn Vader als over een koning. In zijn vertrouwelijke gesprekken met de apostelen sprak hij altijd over zichzelf als de Zoon des Mensen en als hun oudere broeder. Hij beschreef al zijn volgelingen als dienaren der mensheid en boodschappers van het evangelie van het koninkrijk.

169:4.2

Jezus heeft zijn apostelen nooit een systematische les gegeven over de persoonlijkheid en eigenschappen van de Vader in de hemel. Hij vroeg de mensen nooit om in zijn Vader te geloven; hij nam als vanzelfsprekend aan dat zij dit deden. Jezus kleineerde zichzelf nooit door argumenten aan te dragen ten bewijze van de realiteit van de Vader. Zijn onderricht over de Vader was geheel geconcentreerd in de verklaring dat hij en de Vader één zijn; dat hij die de Zoon gezien heeft, de Vader heeft gezien; dat de Vader, zoals de Zoon, alle dingen weet; dat alleen de Zoon de Vader werkelijk kent, en hij aan wie de Zoon hem zal openbaren; dat hij die de Zoon kent ook de Vader kent; en dat de Vader hem naar de wereld had gezonden om hun gecombineerde naturen te openbaren en hun gezamenlijke werk te tonen. Hij heeft nooit andere uitspraken gedaan over zijn Vader, behalve tegenover de vrouw uit Samaria bij de bron van Jakob, toen hij verklaarde: ‘God is geest.’

169:4.3

Ge leert van Jezus over God wanneer ge kijkt naar de goddelijkheid van Jezus’ leven, niet door af te gaan op zijn onderricht. Uit het leven van de Meester kan ieder van u zich dat begrip van God eigen maken dat de maat weergeeft van uw capaciteit om geestelijke en goddelijke realiteiten, reële en eeuwige waarheden, te zien. Het eindige kan nooit verwachten de Oneindige te begrijpen, behalve zoals de Oneindige gefocaliseerd was in de tijd-ruimte-persoonlijkheid van de eindige ervaring van het menselijke leven van Jezus van Nazaret.

169:4.4

Jezus wist heel goed dat God slechts gekend kan worden door de realiteiten van de ervaring; hij kan nooit worden begrepen door alleen het bewustzijn te onderrichten. Jezus leerde zijn apostelen dat, hoewel zij God nooit volledig zouden kunnen begrijpen, zij hem zeer zeker konden kennen, zoals zij ook de Zoon des Mensen hadden gekend. Ge kunt God kennen, niet door te begrijpen wat Jezus zei, maar door te weten wat Jezus was. Jezus was een openbaring van God.

169:4.5

Behalve wanneer Jezus de Hebreeuwse schrift citeerde, noemde hij de Godheid slechts bij twee namen: God en Vader. En wanneer de Meester over zijn Vader sprak als God, gebruikte hij gewoonlijk het Hebreeuwse woord dat de meervoudige God (de Triniteit) aangeeft, en niet het woord Jahweh, dat stond voor de progressieve conceptie van de tribale God van de Joden.

169:4.6

Jezus heeft de Vader nooit een koning genoemd, en hij betreurde het heel erg dat hij door de hoop der Joden op een hersteld koninkrijk en door de verkondiging van Johannes van een komend koninkrijk, werd genoodzaakt om de geestelijke broederschap die hij naar voren bracht het koninkrijk des hemels te noemen. Op één uitzondering na—de verklaring dat ‘God geest is’—sprak Jezus nooit op andere wijze over de Godheid dan in termen die zijn eigen persoonlijke verhouding met de Eerste Bron en Centrum van het Paradijs weergaven.

169:4.7

Jezus gebruikte het woord God om de idee Godheid weer te geven, en het woord Vader om de ervaring van het kennen van God aan te duiden. Wanneer het woord Vader wordt gebruikt als aanduiding van God, moet het worden begrepen in zijn meest uitgebreide betekenis. Het woord God kan niet worden gedefinieerd, en vertegenwoordigt daarom het oneindige begrip van de Vader, terwijl de term Vader, die ten dele gedefinieerd kan worden, gebruikt kan worden om het menselijk begrip weer te geven van de goddelijke Vader zoals hij is verbonden met de mens gedurende de loop van diens sterfelijk bestaan.

169:4.8

Voor de Joden was Elohim de God der goden, terwijl Jahweh de God van Israel was. Jezus aanvaardde het begrip Elohim, en noemde deze allerhoogste groep wezens God. In de plaats van het begrip Jahweh, de raciale godheid, introduceerde hij de idee van het vaderschap van God en de wereldwijde broederschap der mensen. Hij verhoogde het Jahweh-begrip van een vergoddelijkte Vader van het ras tot de idee van een Vader van alle mensenkinderen, een goddelijke Vader van de individuele gelovige. En hij onderrichtte voorts dat deze God der universa en deze Vader van alle mensen één en dezelfde Paradijs-Godheid was.

169:4.9

Jezus heeft er nimmer aanspraak op gemaakt de manifestatie van Elohim (God) in het vlees te zijn. Hij heeft nooit verklaard dat hij een openbaring van Elohim (God) aan de werelden was. Hij heeft nooit geleerd dat iemand die hem gezien had Elohim (God) gezien had. Maar hij heeft wel van zichzelf verkondigd dat hij de openbaring was van de Vader in het vlees, en hij heeft wel gezegd dat een ieder die hem gezien had, de Vader had gezien. Als de goddelijke Zoon maakte hij er aanspraak op alleen de Vader te vertegenwoordigen.

169:4.10

Hij was inderdaad zelfs de Zoon van de Elohim-God; maar in de gelijkenis van het sterfelijk vlees en ten overstaan van de sterfelijke zonen van God, verkoos hij zijn levensopenbaring te beperken tot het uitbeelden van het karakter van zijn Vader, voorzover zulk een openbaring voor de sterfelijke mens te begrijpen zou zijn. Wat betreft het karakter van de andere personen van de Paradijs-Triniteit, zullen wij ons moeten tevredenstellen met het onderricht dat zij geheel gelijk zijn aan de Vader, die geopenbaard is in een persoonlijke portrettering in het leven van zijn geïncarneerde Zoon, Jezus van Nazaret.

169:4.11

Ofschoon Jezus de ware natuur van de hemelse Vader in zijn leven op aarde openbaarde, onderrichtte hij slechts weinig over hem. In feite leerde hij slechts twee dingen: dat God in zichzelf geest is, en dat hij in alle zaken die de verhouding met zijn schepselen betreft, een Vader is. Deze avond deed Jezus de definitieve uitspraak over zijn verhouding met God toen hij verklaarde: ‘Ik ben uitgegaan van de Vader en ik ben in de wereld gekomen; ik zal de wereld weer verlaten en naar de Vader gaan.’

169:4.12

Maar let wel! Jezus heeft nooit gezegd, ‘Wie mij gehoord heeft, heeft God gehoord.’ Hij zei echter wel, ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’ Het aanhoren van Jezus’ onderricht staat niet gelijk aan het kennen van God, maar Jezus zien is een ervaring die in zichzelf een openbaring is van de Vader aan de ziel. De God der universa heerst over de ver uitgestrekte schepping, maar het is de Vader in de hemel die zijn geest uitzendt om in uw bewustzijn te wonen.

169:4.13

Jezus is de geestelijke lens in menselijke gedaante die Hem die onzienlijk is, zichtbaar maakt voor het materiële schepsel. Hij is uw oudere broeder die, in het vlees, u een Wezen doet kennen met oneindige eigenschappen, een Wezen van wie zelfs de hemelse heerscharen zich niet vermeten te zeggen dat ze hem ten volle begrijpen. Maar dit alles moet berusten op de persoonlijke ervaring van de individuele gelovige. God die geest is, kan slechts gekend worden als een geestelijke ervaring. God kan aan de eindige zonen van de materiële werelden, door de goddelijke Zoon van de geestelijke gebieden, alleen als een Vader geopenbaard worden. Ge kunt de Eeuwige kennen als een Vader; ge kunt hem vereren als de God der universa, de oneindige Schepper van alle bestaansvormen.


◄ 169:3
 
Verhandeling 170 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.