◄ 168:2
Verhandeling 168
168:4 ►

De opwekking van Lazarus

3. De vergadering van het Sanhedrin

168:3.1

Ook al droeg het getuigenis van deze mens die uit de dood was opgewekt er zeer toe bij om het geloof van de grote massa gelovigen in het evangelie te verstevigen, had het weinig of geen invloed op de houding van de godsdienstige leiders en oversten in Jeruzalem, behalve dan dat het hun beslissing verhaastte om Jezus te gronde te richten en een einde te maken aan zijn werk.

168:3.2

De volgende dag, vrijdag, kwam het Sanhedrin om één uur bijeen om verder te beraadslagen over de vraag, ‘Wat zullen wij met Jezus van Nazaret doen?’ Na discussies en scherpe woordenwisselingen van meer dan twee uur, diende een zekere Farizeeër een motie in waarin erop aangedrongen werd Jezus onmiddellijk ter dood te brengen, en waarin gesteld werd dat hij een bedreiging vormde voor gans Israel en dat het Sanhedrin formeel verplicht was tot het vellen van het doodvonnis, zonder verder gerechtelijk onderzoek en in strijd met alle precedent.

168:3.3

Keer op keer had dit hoge college van Joodse leiders bevolen dat Jezus in hechtenis moest worden genomen en aan een gerechtelijk onderzoek moest worden onderworpen op beschuldiging van godslastering en talrijke andere aanklachten dat hij de Joodse heilige wet met voeten had getreden. Eén keer tevoren waren ze zelfs zover gegaan dat zij verklaarden dat hij moest sterven, maar dit was de eerste keer dat in het Sanhedrin openlijk en formeel de eis werd gesteld zijn doodvonnis te vellen, voordat er een gerechtelijk onderzoek had plaatsgevonden. Maar deze motie kwam niet in stemming, aangezien veertien leden van het Sanhedrin als één man ontslag namen toen zulk een ongehoorde handelwijze werd voorgesteld. Ofschoon het nog bijna twee weken duurde voordat dit uittreden formeel in behandeling kwam, trok deze groep van veertien zich die dag uit het Sanhedrin terug om daarna nooit meer aan de raadszittingen deel te nemen. Toen dit uittreden later in behandeling kwam, werden er nog vijf andere leden uitgestoten, omdat hun collega’s geloofden dat ze Jezus welgezind waren. Nu deze negentien mannen waren afgezet, was het Sanhedrin in staat Jezus te berechten en schuldig te verklaren met een eensgezindheid die bijna eenstemmigheid was.

168:3.4

De week daarop werden Lazarus en zijn zusters opgeroepen om voor het Sanhedrin te verschijnen. Toen hun getuigenis gehoord was, kon er geen twijfel meer bestaan dat Lazarus uit de dood was opgewekt. Hoewel de handelingen van het Sanhedrin in feite de opwekking van Lazarus toegaven, bevatte het verslag tevens een besluit waarin dit, met alle andere door Jezus verrichte wonderen, werd toegeschreven aan de kracht van de vorst der duivels, met wie Jezus, naar zij verklaarden, in bondgenootschap was.

168:3.5

Ongeacht de bron van zijn kracht om wonderen te verrichten, waren deze Joodse leiders ervan overtuigd dat indien hij niet onmiddellijk werd tegengehouden, alle gewone mensen heel spoedig in hem zouden geloven; en verder dat er ernstige verwikkelingen met de Romeinse gezagsdragers zouden ontstaan, aangezien velen van zijn gelovigen hem als de Messias, de verlosser van Israel, beschouwden.

168:3.6

Op deze zelfde vergadering van het Sanhedrin gaf Kajafas, de hogepriester, voor het eerst uiting aan het oude Joodse gezegde dat hij zo vele malen herhaalde: ‘Het is beter dat één mens sterft, dan dat de gemeenschap ten onder gaat.’

168:3.7

Alhoewel Jezus gewaarschuwd was aangaande de activiteiten van het Sanhedrin op deze donkere vrijdagmiddag, was hij niet in het minst verontrust en bleef hij gedurende de Sabbat bij zijn vrienden in Betfage, een gehucht in de buurt van Betanië, om uit te rusten. ’s Zondagsmorgens vroeg kwamen Jezus en de apostelen volgens afspraak bij elkaar ten huize van Lazarus, en na afscheid te hebben genomen van de familie in Betanië, begonnen ze aan de terugtocht naar het kamp bij Pella.


◄ 168:2
 
168:4 ►