◄ 167:6
Verhandeling 167
168:0 ►

Het bezoek aan Filadelfia

7. Het gesprek over engelen

167:7.1

Toen zij zo de heuvels in trokken van Jericho naar Betanië, liep Natanael het grootste deel van de weg naast Jezus, en hun gesprek over kinderen in verband met het koninkrijk des hemels leidde indirect tot een beschouwing over het dienstbetoon van engelen. Natanael stelde de Meester ten slotte de volgende vraag: ‘De hogepriester is een Sadduceeër en Sadduceeërs geloven niet in engelen, dus wat zullen wij de mensen onderrichten over deze hemelse dienaren?’ Hierop zei Jezus onder meer:

167:7.2

‘De heerscharen der engelen behoren tot een afzonderlijke orde van geschapen wezens; zij zijn geheel verschillend van de materiële orde der sterfelijke schepselen en zij functioneren als een aparte groep denkende wezens van het universum. Engelen behoren niet tot de groep schepselen die in de Schrift ’de Zonen van God’ genoemd worden; evenmin zijn ze de verheerlijkte geesten van stervelingen die verder zijn gegaan naar de woningwerelden in den hoge om daar vooruitgang te maken. Engelen zijn een rechtstreekse schepping en zij planten zich niet voort. De engelenscharen hebben alleen een geestelijke verwantschap met het geslacht der mensen. Wanneer de mens voortgang maakt op de reis naar de Vader in het Paradijs, doorloopt hij te eniger tijd een zijnstoestand die overeenkomt met de staat der engelen, maar de sterfelijke mens wordt nooit een engel.

167:7.3

‘Engelen sterven nooit, terwijl de mens dit wel doet. De engelen zijn onsterfelijk, tenzij ze misschien verwikkeld raken in zonde, zoals sommigen in de misleidingen van Lucifer. De engelen zijn geest-dienaren in de hemel en ze zijn noch alwijs, noch almachtig. Maar alle getrouwe engelen zijn waarlijk rein en heilig.

167:7.4

‘En herinner je je niet dat ik je vroeger eens gezegd heb dat, indien je geestelijke ogen gezalfd zouden worden, je de hemelen geopend zou zien en Gods engelen zou zien opstijgen en neerdalen? Door de dienst der engelen kan de ene wereld in contact blijven met andere werelden, want heb ik jullie niet herhaaldelijk gezegd dat ik nog andere schapen heb die niet tot deze kudde behoren? En deze engelen zijn niet de spionnen van de geest-wereld die je in het oog houden en daarna de Vader de gedachten van je hart gaan vertellen en verslag uitbrengen van de daden die je in het vlees hebt begaan. De Vader heeft geen behoefte aan zulke diensten, aangezien zijn eigen geest in je woont. Maar deze engel-geesten zijn wel werkzaam teneinde het ene gedeelte van de hemelse schepping op de hoogte te houden van het doen en laten van andere, ver verwijderde delen van het universum. En terwijl zij werkzaam zijn in het bestuur van de Vader en in de universa van de Zonen, zijn vele engelen aangesteld om het menselijk geslacht te dienen. Toen ik jullie leerde dat veel van deze serafijnen dienende geesten zijn, sprak ik niet in figuurlijke taal of in dichterlijke trant. En dit alles is waar, ondanks het feit dat je moeite hebt deze zaken te begrijpen.

167:7.5

‘Velen van deze engelen houden zich bezig met het werk van het redden van mensen, want heb ik jullie niet gesproken over de vreugde onder de serafijnen wanneer een ziel besluit de zonde te verzaken en God begint te zoeken? Ik heb jullie zelfs verteld over de vreugde onder de engelen des hemels, wanneer één zondaar berouw heeft, daarmede tevens aangevend dat er nog andere, hogere orden van hemelse wezens bestaan die eveneens betrokken zijn bij het geestelijk welzijn en de goddelijke vooruitgang van de sterfelijke mens.

167:7.6

‘Ook zijn deze engelen ten zeerste betrokken bij de middelen waardoor ’s mensen geest wordt bevrijd uit zijn aardse tabernakel en zijn ziel naar de hemelse woningen wordt begeleid. De engelen zijn de veilige, hemelse gidsen van de menselijke ziel gedurende die niet in kaart gebrachte, onbepaalde tijdspanne tussen de dood van het vlees en het nieuwe leven in de geestelijke woonplaatsen.’

167:7.7

Jezus zou nog wel verder met Natanael over de dienst der engelen hebben gesproken, maar hij werd onderbroken door de komst van Marta, die door vrienden die hem de oostelijk gelegen heuvels hadden zien opgaan, verwittigd was dat de Meester bijna Betanië had bereikt. En zij haastte zich nu om hem te begroeten.


◄ 167:6
 
Verhandeling 168 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.