◄ 162:4
Verhandeling 162
162:6 ►

Op het Loofhuttenfeest

5. De prediking over het licht der wereld

162:5.1

Op de avond van de voorlaatste dag van het feest, toen het toneel schitterend verlicht werd door de kandelaars en de fakkels, stond Jezus op te midden van de verzamelde menigte en zei:

162:5.2

‘Ik ben het licht der wereld. Hij die mij volgt, zal niet in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens hebben. Gij waagt het mij voor het gerecht te dagen en als mijn rechters op te treden, en verklaart daarbij dat indien ik van mijzelf getuig, mijn getuigenis niet waar kan zijn. Maar het schepsel kan nooit rechter zijn over de Schepper. Ook al getuig ik van mijzelf, toch is mijn getuigenis eeuwig waar, want ik weet vanwaar ik gekomen ben, wie ik ben, en waar ik heen ga. Gij die de Zoon des Mensen ter dood wilt brengen, weet niet vanwaar ik gekomen ben, noch wie ik ben en waar ik heen ga. Gij oordeelt slechts naar de schijn van het vlees: ge ziet de realiteiten van de geest niet. Ik oordeel niemand, zelfs niet mijn aartsvijand. Doch wanneer ik zou verkiezen te oordelen, zou mijn oordeel waarachtig en rechtvaardig zijn, want ik zou niet alléén oordelen, maar in vereniging met mijn Vader die mij in de wereld gezonden heeft en die de bron is van alle waarachtige oordeel. Zelfs gij staat toe dat het getuigenis van twee betrouwbare personen genoeg is—welnu dan, ik getuig van deze waarheden, dit doet mijn Vader in de hemel eveneens. Toen ik u dit gisteren zei, vroeg ge mij in uw duisternis: “Waar is uw Vader?” Waarlijk, ge kent mij niet, noch mijn Vader, want indien ge mij gekend had, zoudt ge ook mijn Vader gekend hebben.

162:5.3

‘Ik heb u reeds gezegd dat ik spoedig heen zal gaan en dat gij mij zult zoeken en mij niet zult vinden, want waar ik heen ga, kunt gij niet komen. Gij die dit licht wilt afwijzen, zijt van beneden; ik ben van boven. Gij die liever in duisternis verkeert, zijt van deze wereld; ik ben niet van deze wereld, en ik leef in het eeuwige licht van de Vader der lichten. Gij allen hebt overvloedig de gelegenheid gehad te horen wie ik ben, maar gij zult nog andere aanwijzingen ontvangen die de identiteit van de Zoon des Mensen bevestigen. Ik ben het licht des levens, en een ieder die weloverwogen en wetend wat hij doet dit reddende licht afwijst, zal in zijn zonden sterven. Veel heb ik u te zeggen, maar ge zijt niet in staat mijn woorden te aanvaarden. Hij echter die mij gezonden heeft, is waarachtig en getrouw; mijn Vader heeft zelfs zijn dwalende kinderen lief. En alles wat mijn Vader gesproken heeft, verkondig ik ook aan de wereld.

162:5.4

‘Wanneer de Zoon des Mensen verheven wordt, dan zult ge allen weten dat ik de Zoon des Mensen ben, en dat ik niets uit mijzelf gedaan heb, maar alleen zoals de Vader mij onderricht heeft. Ik spreek deze woorden tot u en tot uw kinderen. En hij die mij gezonden heeft, is ook nu met mij; hij heeft mij niet alleen gelaten, want ik doe steeds dat wat welgevallig is in zijn ogen.’

162:5.5

Terwijl Jezus zo de pelgrims in de tempelhoven onderrichtte, geloofden velen in hem. En niemand durfde de hand op hem te leggen.


◄ 162:4
 
162:6 ►