◄ 157:5
Verhandeling 157
157:7 ►

In Caesarea-Filippi

6. De volgende middag

157:6.1

Jezus en de apostelen bleven nog een dag ten huize van Celsus in afwachting van de koeriers van David Zebedeüs, die geld zouden komen brengen. Het wegvallen van de populariteit van Jezus bij de menigten had ten gevolge dat ook de inkomsten sterk terugliepen. Toen zij in Caesarea-Filippi aankwamen, was de kas leeg. Matteüs was ongenegen Jezus en zijn broeders te verlaten op zo’n ogenblik, en hij had geen eigen contant geld bij zich om aan Judas over te dragen, zoals hij in het verleden zo dikwijls had gedaan. David Zebedeüs echter had voorzien dat deze vermindering van inkomsten waarschijnlijk wel zou plaatsvinden en dus had hij zijn koeriers geïnstrueerd dat zij, als zij door Judea, Samaria en Galilea trokken, moesten optreden als inzamelaars van geld dat aan de uitgeweken apostelen en hun Meester gebracht moest worden. En zo arriveerden tegen de avond deze koeriers uit Betsaïda en brachten voldoende geld mee voor het levensonderhoud van de apostelen tot aan hun terugkeer, waarna zij de rondreis door de Dekapolis zouden beginnen. Matteüs verwachtte tegen die tijd het geld te krijgen van de verkoop van zijn laatste bezit in Kafarnaüm en had geregeld dat deze gelden anoniem aan Judas zouden worden overgedragen.

157:6.2

Noch Petrus, noch de andere apostelen hadden een erg adequate opvatting van de goddelijkheid van Jezus. Zij beseften nauwelijks dat dit het begin was van een nieuw tijdperk in de loopbaan van hun Meester op aarde, de tijd dat de leraar-genezer de Messias werd zoals hij op nieuwe wijze werd begrepen—de Zoon van God. Van deze tijd af aan klonk er een nieuwe toon in de boodschap van de Meester. Voortaan was het enige ideaal in zijn leven de openbaring van de Vader, terwijl hij in zijn onderricht alleen werd bewogen door de idee om aan zijn universum de verpersoonlijking aan te bieden van de allerhoogste wijsheid die alleen kan worden begrepen door haar te leven. Hij kwam opdat wij allen leven zouden hebben, en het meer in overvloed zouden hebben.

157:6.3

Jezus begon nu aan het vierde en laatste stadium van zijn leven als mens in het vlees. Het eerste stadium was zijn kindertijd, de jaren toen hij zich slechts vaag bewust was van zijn oorsprong, natuur en bestemming als mens. Het tweede stadium werd gevormd door de jaren van zijn jeugd en aankomende volwassenheid, waarin hij zich steeds meer bewust werd van zichzelf, en zijn goddelijke natuur en menselijke missie duidelijker ging begrijpen. Dit tweede stadium eindigde met de ervaringen en openbaringen die verbonden waren met zijn doop. Het derde stadium van de ervaring van de Meester op aarde duurde alle jaren van zijn optreden als leraar en genezer sinds zijn doop tot aan dit gewichtige uur van de belijdenis van Petrus in Caesarea-Filippi. Deze derde periode in zijn leven op aarde besloeg de tijden toen zijn apostelen en de volgelingen uit zijn onmiddellijke omgeving hem kenden als de Zoon des Mensen en hem beschouwden als de Messias. De vierde en laatste periode van zijn aardse loopbaan begon hier te Caesarea-Filippi en duurde tot de kruisiging. Dit stadium van zijn dienstbetoon werd gekenmerkt door de erkenning van zijn goddelijkheid, en omvatte de werken van zijn laatste jaar in het vlees. Terwijl hij gedurende deze vierde periode door de meerderheid van zijn volgelingen nog steeds werd beschouwd als de Messias, gingen de apostelen hem zien als de Zoon van God. De belijdenis van Petrus gaf het begin aan van deze nieuwe periode van de meer volledige verwezenlijking van de waarheid van zijn allerhoogste dienstbetoon als zelfschenking-Zoon op Urantia en ten behoeve van een heel universum, en de onderkenning van dat feit, althans vaag, door zijn gekozen ambassadeurs.

157:6.4

Aldus illustreerde Jezus in zijn leven hetgeen hij in zijn religie onderrichtte: de groei van de geestelijke natuur door de methode van levende vooruitgang. Hij legde geen nadruk op de onophoudelijke worsteling tussen ziel en lichaam, hetgeen zijn latere volgelingen wel deden. Hij onderrichtte veeleer dat de geest met gemak beide overwint en doeltreffend heilzame vrede sticht in veel van deze intellectuele en instinctmatige oorlogvoering.

157:6.5

Al wat Jezus vanaf dit tijdstip onderrichtte, heeft een nieuwe betekenis. Vóór Caesarea-Filippi bracht hij het evangelie van het koninkrijk als de eerste leraar van dit evangelie. Na Caesarea-Filippi trad hij niet alleen op als leraar, maar ook als de goddelijke vertegenwoordiger van de eeuwige Vader die het middelpunt en de omtrek is van dit geestelijke koninkrijk, en er werd van hem gevraagd dat hij dit alles deed als mens, als de Zoon des Mensen.

157:6.6

Jezus had ernstig geprobeerd zijn volgelingen het geestelijke koninkrijk binnen te leiden als leraar, en daarna als leraar-genezer, maar zij wilden het zo niet. Hij wist heel goed dat zijn missie op aarde met geen mogelijkheid de Messiaanse verwachtingen van het Joodse volk kon vervullen: de profeten van weleer hadden een Messias uitgebeeld die hij nooit kon zijn. Hij trachtte het koninkrijk des Vaders op te richten als de Zoon des Mensen, maar zijn volgelingen wilden geen voortgang maken met deze avontuurlijke onderneming. Jezus, dit inziende, verkoos toen om zijn gelovigen gedeeltelijk tegemoet te komen en aldus maakte hij zich gereed om openlijk de rol van zelfschenking-Zoon van God op zich te nemen.

157:6.7

Dientengevolge hoorden de apostelen veel dat nieuw was toen Jezus die dag in de tuin tot hen sprak. En sommige van deze uitspraken klonken hun zelfs vreemd in de oren. Ze hoorden verschillende uitzonderlijke uitspraken, zoals de volgende:

157:6.8

‘Wanneer vanaf heden iemand zich bij onze gemeenschap wil voegen, laat hij dan de verplichtingen van het zoonschap op zich nemen en mij volgen. En denk niet dat wanneer ik niet meer bij jullie zal zijn, de wereld jullie beter zal behandelen dan zij jullie Meester behandelde. Indien je mij liefhebt, maak je dan gereed om deze liefde te bewijzen door je bereidheid om het allerhoogste offer te brengen.’

157:6.9

‘En luister goed naar wat ik jullie zeg: ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen te roepen, maar zondaren. De Zoon des Mensen is niet gekomen om gediend te worden, doch om te dienen en zijn leven te geven als een gave voor allen. Ik zeg jullie dat ik ben gekomen om hen die verdwaald zijn te zoeken en te redden.’

157:6.10

‘Niemand in deze wereld ziet nu de Vader, behalve de Zoon die is uitgegaan van de Vader. Doch indien de Zoon verhoogd wordt, zal hij alle mensen tot zich trekken, en ieder die gelooft in deze waarheid van de gecombineerde natuur van de Zoon zal begiftigd worden met leven dat duurzamer is dan dit tijdperk.’

157:6.11

‘We kunnen nog niet openlijk verkondigen dat de Zoon des Mensen de Zoon van God is, maar het is aan jullie geopenbaard; daarom spreek ik ronduit tot jullie over deze mysteriën. Ofschoon ik in deze lichamelijke gestalte voor jullie sta, ben ik uitgegaan van God de Vader. Vóór Abraham was, ben ik. Ik ben waarlijk van de Vader uitgegaan naar deze wereld zoals jullie mij hebt gekend, en ik zeg jullie dat ik binnenkort deze wereld moet verlaten om terug te gaan naar het werk van mijn Vader.’

157:6.12

‘En kan jullie geloof nu de waarheid van deze verklaringen verstaan, ondanks mijn waarschuwing dat de Zoon des Mensen niet zal beantwoorden aan de verwachtingen van jullie vaderen, aan hun opvatting van de Messias? Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Kunnen jullie de waarheid aangaande mij geloven ondanks het feit dat, ook al hebben de vossen holen en de vogelen des hemels nesten, ik geen plek heb waar ik mijn hoofd kan neerleggen?’

157:6.13

‘Niettemin zeg ik jullie dat de Vader en ik één zijn. Hij die mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Mijn Vader werkt met mij samen in al deze dingen en hij zal mij nooit alleen laten in mijn missie, evenmin als ik jullie ooit zal verlaten wanneer jullie binnenkort uitgaan om dit evangelie in de hele wereld te verkondigen.

157:6.14

‘Nu heb ik jullie voor een korte poos met mij afgezonderd, zodat jullie de heerlijkheid kunt verstaan en de grootsheid kunt vatten van het leven waartoe ik jullie heb geroepen: het geloofsavontuur van de oprichting van het koninkrijk van mijn Vader in de harten der mensen, het opbouwen van mijn gemeenschap van levende omgang met de ziel van allen die dit evangelie geloven.’

157:6.15

De apostelen luisterden zwijgend naar deze stoutmoedige en opzienbarende verklaringen: ze waren sprakeloos. Ze gingen in kleine groepjes uiteen om de woorden van de Meester te bespreken en te overdenken. Ze hadden beleden dat hij de Zoon van God was, maar ze konden niet de volle betekenis vatten van hetgeen waartoe zij geleid waren geworden.


◄ 157:5
 
157:7 ►