◄ 157:1
Verhandeling 157
157:3 ►

In Caesarea-Filippi

2. Te Betsaïda-Julias

157:2.1

Op maandag 8 augustus, terwijl Jezus en de twaalf apostelen hun tenten opgeslagen hadden in het park van Magadan, dicht bij Betsaïda-Julias, kwamen meer dan honderd gelovigen, de evangelisten, het vrouwenkorps en anderen, die belang stelden in de vestiging van het koninkrijk, uit Kafarnaüm over voor een bespreking. Omdat de Farizeeën hadden gehoord dat Jezus daar was, kwamen er ook velen van hen. Ondertussen hadden enkele Sadduceeën zich aangesloten bij de Farizeeën in hun inspanning om Jezus in de val te laten lopen. Alvorens een besloten vergadering met de gelovigen te houden, hield Jezus een openbare bijeenkomst die de Farizeeën ook bijwoonden; dezen stelden de Meester hinderlijke vragen en trachtten ook op andere wijzen de bijeenkomst te verstoren. De aanvoerder van de rustverstoorders zei: ‘Leraar, wij zouden wel willen dat u ons een teken gaf dat u bevoegd bent onderricht te geven, en wanneer uw teken uitkomt, zullen alle mensen vervolgens weten dat ge door God gezonden zijt.’ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Wanneer het avond is, zegt ge dat het mooi weer zal worden, want er is avondrood; ’s morgens zegt ge dat het slecht weer zal worden want de lucht is rood en dreigend. Wanneer ge in het westen een wolk ziet opkomen, zegt ge dat het zal gaan regenen; wanneer de wind uit het zuiden komt, zegt ge dat er een verschroeiende hitte zal komen. Hoe komt het dat ge het aanzicht van de hemel zo goed kunt onderscheiden, maar de tekenen der tijden volstrekt niet? Aan hen die de waarheid willen kennen is reeds een teken gegeven, maar aan een boos en huichelachtig geslacht zal geen teken worden gegeven.’

157:2.2

Toen Jezus dit gezegd had, trok hij zich terug en bereidde zich voor op de avondbijeenkomst met zijn volgelingen. In deze vergadering werd besloten een gezamenlijke zending te ondernemen naar alle steden en dorpen van de Dekapolis, zodra Jezus en de twaalf van hun voorgenomen bezoek aan Caesarea-Filippi zouden zijn teruggekeerd. De Meester nam deel aan de planning voor de zending in de Dekapolis en zei bij het uiteengaan van het gezelschap nog: ‘Ik zeg jullie, hoed je voor de zuurdesem van de Farizeeën en Sadduceeën. Laat je niet misleiden door hun groot vertoon van geleerdheid en hun diepgewortelde trouw aan de vormen van de godsdienst. Zet je alleen in voor de geest van levende waarheid en de kracht van ware religie. Het is niet de angst voor een dode religie die jullie zal redden, maar veeleer jullie geloof in een levende ervaring met de geestelijke werkelijkheden van het koninkrijk. Laat jezelf niet door vooroordelen verblinden en door vrees verlammen. En laat evenmin de eerbied voor tradities jullie inzicht zo misvormen, dat je ogen niet zien en je oren niet horen. Het is niet het doeleinde van ware religie om alleen maar vrede te brengen, maar veeleer om vooruitgang zeker te stellen. En er kan geen vrede in je hart zijn of vooruitgang in je bewustzijn, tenzij je oprecht verliefd raakt op waarheid, de idealen van eeuwige werkelijkheden. De kwesties van leven en dood worden jullie voorgelegd—de zondige genoegens van de tijd tegenover de rechtvaardige werkelijkheden van de eeuwigheid. Nu al moeten jullie verlossing vinden van de slavernij van vrees en twijfel, nu je het nieuwe leven van geloof en hoop gaat beginnen. En wanneer er gevoelens van dienstbaarheid aan jullie medemensen opkomen in je ziel, verstik ze dan niet: wanneer de emoties van liefde voor je naaste opwellen in je hart, geef dan uitdrukking aan zulke impulsen van liefde in intelligente zorg voor de werkelijke behoeften van jullie medemensen.’


◄ 157:1
 
157:3 ►