◄ 155:3
Verhandeling 155
155:5 ►

Op de vlucht door Noord-Galilea

4. Op weg naar Fenicië

155:4.1

Nadat zij op donderdagochtend 9 juni, bij monde van de koeriers van David uit Betsaïda bericht hadden gekregen over de voortgang van het koninkrijk, vertrok deze groep van vijfentwintig leraren van waarheid uit Caesarea-Filippi, om aan hun reis naar de kust van Fenicië te beginnen. Zij trokken via Luz om het moerassige gebied heen, naar het punt waar hun weg samenkwam met het voetpad van Magdala naar de berg Libanon, en vandaar naar de kruising met de weg naar Sidon, waar zij vrijdagmiddag aankwamen.

155:4.2

Terwijl zij in de schaduw van een uitspringende rotsrand pauzeerden voor hun middagmaal, hield Jezus een van de opmerkelijkste toespraken die zijn apostelen in alle jaren die zij bij hem waren ooit hadden beluisterd. Nauwelijks waren ze gaan zitten om het brood te breken, of Simon Petrus vroeg Jezus: ‘Meester, als de Vader in de hemel alle dingen weet en als zijn geest ons ondersteunt bij het oprichten van het koninkrijk des hemels op aarde, waarom vluchten wij dan voor de dreigementen van onze vijanden? Waarom wijzen wij een confrontatie met de vijanden van de waarheid af?’ Maar voordat Jezus was begonnen de vraag van Petrus te beantwoorden, viel Tomas in met de vraag: ‘Meester, ik zou zo graag precies willen weten wat er schort aan de godsdienst van onze vijanden in Jeruzalem. Wat is nu werkelijk het verschil tussen hun religie en de onze? Waarom lopen wij zover uiteen in onze overtuiging, terwijl wij toch allen beweren dezelfde God te dienen?’ Toen Tomas uitgesproken was, zei Jezus: ‘Hoewel ik de vraag van Petrus geenszins wil negeren, omdat ik heel goed besef hoe gemakkelijk er misverstand zou kunnen ontstaan over mijn redenen om juist op dit moment een openlijk treffen met de oversten der Joden te vermijden, zal het toch voor jullie allen nuttiger blijken als ik er de voorkeur aan geef de vraag van Tomas te beantwoorden. En dat zal ik doen wanneer jullie klaar bent met je middagmaal.’


◄ 155:3
 
155:5 ►