◄ 153:3
Verhandeling 153
153:5 ►

De crisis in Kafarnaüm

4. De laatste woorden in de synagoge

153:4.1

Midden onder de discussies in deze na-vergadering, bracht een van de Farizeeën uit Jeruzalem een geestelijk gestoorde jongen tot Jezus, een jongen die bezeten was door een weerspannige, opstandige geest. Terwijl hij deze krankzinnige jongen naar Jezus bracht, zei hij: ‘Wat kunt gij doen voor zo’n kwaal? Kunt gij duivels uitwerpen?’ Toen de Meester de jongen aanzag, werd hij door erbarmen bewogen, wenkte de jongen naar zich toe, nam hem bij de hand en zei: ‘Ge weet wie ik ben, ga uit van hem, en ik geef een van uw getrouwe broeders opdracht erop toe te zien dat ge niet terugkeert.’ En ogenblikkelijk was de jongen normaal en hervond hij zijn volle verstand. Dit nu is het eerste geval waarin Jezus werkelijk een ‘boze geest’ bij een mens uitwierp. Alle eerdere gevallen betroffen slechts vermeende bezetenheid door de duivel; dit was echter een echt geval van demonische bezetenheid zoals in die dagen soms voorkwam, tot de dag van Pinksteren toen de geest van de Meester werd uitgestort op alle vlees, hetgeen het deze enkele hemelse rebellen voor altijd onmogelijk heeft gemaakt om op zulk een wijze misbruik te maken van bepaalde labiele mensentypen.

153:4.2

Toen het volk zich verwonderde, stond een van de Farizeeën op en beschuldigde Jezus ervan dit te kunnen doen omdat hij in bondgenootschap was met duivels; dat hij met de woorden die hij bezigde toen hij deze duivel uitwierp, had toegegeven dat zij elkaar kenden, en verder verklaarde hij dat de godsdienstige leraren en leiders te Jeruzalem beslist hadden dat Jezus al zijn zogenaamde wonderen deed door de macht van Beëlzebub, de vorst der duivels. De Farizeeër zei: ‘Bemoei u niet met deze man, hij is in bondgenootschap met Satan.’

153:4.3

Daarop zei Jezus: ‘Hoe kan Satan Satan uitwerpen? Een koninkrijk dat tegen zichzelf is verdeeld kan geen stand houden; een huis dat tegen zichzelf is verdeeld komt spoedig tot verval. Kan een stad een beleg doorstaan wanneer er geen eenheid is? Indien Satan Satan uitwerpt is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal zijn koninkrijk dan stand kunnen houden? Doch ge hoorde te weten dat niemand het huis van een sterke man kan binnenkomen en zijn goederen kan roven, tenzij hij eerst die sterke man overmeestert en bindt. En indien ik door de macht van Beëlzebub duivels uitwerp, door wiens macht werpen uw zonen hen dan uit? Daarom zullen dezen over u oordelen. Indien ik echter door de geest van God duivels uitwerp, dan is het koninkrijk Gods waarlijk tot u gekomen. Indien ge niet verblind zoudt zijn door vooroordeel en misleid door vrees en trots, dan zoudt ge gemakkelijk kunnen zien dat iemand die groter is dan de duivels in uw midden staat. Gij dwingt mij ertoe te verklaren dat hij die niet met mij is, tegen mij is, en dat hij die niet met mij verzamelt, verstrooit. Laat ik u een ernstige waarschuwing geven, gij die u aanmatigt om met open ogen en met voorbedachten rade het werk Gods welbewust toe te schrijven aan het handelen van duivels! Voorwaar, voorwaar zeg ik u, al uw zonden zullen u worden vergeven, zelfs al uw godslasteringen, maar een ieder die met opzet en boze bedoelingen God lastert, zal nooit vergeving vinden. Aangezien zulke hardnekkige werkers van ongerechtigheid nimmer vergeving zullen zoeken of ontvangen, zijn zij schuldig aan de zonde dat zij de goddelijke vergeving eeuwig afwijzen.

153:4.4

‘Velen uwer zijn op deze dag bij de scheiding der wegen aangekomen; ge zijt op het punt waar ge de onvermijdelijke keuze tussen de wil van de Vader en zelfgekozen wegen van duisternis moet beginnen te maken. En zoals ge nu kiest, zo zult ge uiteindelijk zijn. Ge moet òf de boom goed maken en de vrucht goed, of anders zal de boom rot worden en de vrucht rot. Ik zeg u dat in het eeuwige koninkrijk van mijn Vader de boom gekend wordt aan zijn vruchten. Maar diegenen onder u die als adders zijt en reeds het kwaad gekozen hebt, hoe kunt gij goede vruchten voortbrengen? Per slot van rekening spreekt uw mond uit de overvloed van het kwaad in uw hart.’

153:4.5

Toen stond een andere Farizeeër op en zei: ‘Leraar, wij zouden willen dat u ons een teken geeft dat van te voren is afgesproken en waarvan we zullen overeenkomen dat het uw gezag en recht om te onderrichten bevestigt. Wilt ge instemmen met zulk een overeenkomst?’ Toen Jezus dit hoorde, zei hij: ‘Dit ongelovige geslacht dat tekenen zoekt, verlangt een teken, maar u zal geen ander teken gegeven worden dan wat ge reeds hebt, en wat ge zult zien wanneer de Zoon des Mensen van u heengaat.’

153:4.6

En toen hij was uitgesproken, omringden zijn apostelen hem en leidden hem de synagoge uit. Zwijgend gingen zij met hem naar huis, naar Betsaïda. Zij waren allen verbaasd en enigszins door schrik bevangen door de plotselinge verandering van tactiek in het onderricht van de Meester. Zij waren er in het geheel niet aan gewend hem op zulk een strijdlustige manier te zien optreden.


◄ 153:3
 
153:5 ►