◄ 152:6
Verhandeling 152
153:0 ►

De gebeurtenissen die tot de crisis in Kafarnaüm leidden

7. In Jeruzalem

152:7.1

Op zondag, 3 april, begon Jezus, alleen vergezeld door de twaalf apostelen, aan de tocht van Betsaïda naar Jeruzalem. Om de menigten te vermijden en zo weinig mogelijk aandacht te trekken, reisden ze via Gerasa en Filadelfia. Hij verbood hun gedurende deze tocht enig openbaar onderricht te geven en gaf hun evenmin toestemming om te onderrichten of te prediken terwijl ze in Jeruzalem verbleven. Zij kwamen laat in de avond op woensdag, 6 april, in Betanië aan, dichtbij Jeruzalem. Voor deze ene nacht bleven zij in het huis van Lazarus, Marta en Maria, maar de volgende dag gingen ze uit elkaar. Jezus logeerde met Johannes ten huize van een gelovige, Simon, dichtbij het huis van Lazarus in Betanië. Judas Isakariot en Simon Zelotes logeerden bij vrienden in Jeruzalem, terwijl de overige apostelen twee aan twee in verschillende huizen onderdak vonden.

152:7.2

Jezus ging slechts eenmaal tijdens dit Pascha Jeruzalem binnen, en dit was op de grote feestdag. Velen van de gelovigen te Jeruzalem werden door Abner naar Betanië gebracht om Jezus daar te ontmoeten. Tijdens dit verblijf in Jeruzalem merkten de twaalf hoezeer de gevoelens jegens hun Meester verbitterd raakten. Toen zij uit Jeruzalem vertrokken, geloofden allen dat er een crisis op handen was.

152:7.3

Op zondag, 24 april, gingen Jezus en de apostelen uit Jeruzalem weg naar Betsaïda, langs de kustweg via de steden Joppa, Caesarea en Ptolemaïs. Vandaar gingen zij het binnenland in via Rama en Chorazin naar Betsaïda, waar zij op vrijdag, 29 april, aankwamen. Direct nadat ze thuisgekomen waren, zond Jezus Andreas naar de overste van de synagoge om diens toestemming te vragen om de volgende dag, de Sabbat, in de middagdienst te spreken. En Jezus wist heel goed dat dit de laatste maal zou zijn dat hij ooit nog in de synagoge van Kafarnaüm zou mogen spreken.


◄ 152:6
 
Verhandeling 153 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.