◄ 152:4
Verhandeling 152
152:6 ►

De gebeurtenissen die tot de crisis in Kafarnaüm leidden

5. Terug in Betsaïda

152:5.1

Op donderdagochtend, nog voor de dag aanbrak, legden zij hun boot bij het huis van Zebedeüs aan de kust voor anker en probeerden nog wat te slapen tot het middaguur. Andreas was het eerste op en toen hij een wandeling maakte langs het meer, vond hij Jezus, in gezelschap van hun boodschappenjongen, op een steen aan de waterkant zitten. Terwijl velen uit de menigte en van de jonge evangelisten de hele nacht en een groot gedeelte van de volgende dag in de oostelijke heuvels naar Jezus hadden gezocht, waren hij en de jongen Marcus kort na middernacht op weg gegaan en om het meer heen gelopen, de rivier overgestoken en zo naar Betsaïda teruggekeerd.

152:5.2

Van de vijfduizend die op wonderbare wijze gespijzigd waren en die, toen hun magen vol en hun harten leeg waren, hem tot koning wilden maken, bleven slechts vijfhonderd hem volgen. Maar voordat dezen hadden gehoord dat hij terug was in Betsaïda, vroeg Jezus aan Andreas om de apostelen en hun metgezellen, ook de vrouwen, bijeen te roepen, met de woorden: ‘Ik wens met hen te spreken.’ Toen allen gereed waren, sprak Jezus:

152:5.3

‘Hoe lang zal ik nog geduld met jullie hebben? Zijn jullie allen zo traag van geestelijk begrip en schieten jullie zo tekort in levend geloof? Al deze maanden heb ik jullie onderricht in de waarheden van het koninkrijk, en nòg laten jullie je leiden door materiële motieven in plaats van geestelijke overwegingen. Hebben jullie zelfs niet in de Schrift gelezen hoe Mozes de ongelovige kinderen Israels aanspoorde met de woorden: “Vrees niet, sta stil en zie de redding des Heren?” De psalmdichter zei: “stel uw vertrouwen op de Heer.” “Wees geduldig, wacht op de Heer en houd moed. Hij zal uw hart versterken.” “Werp uw last op de Heer en hij zal u ondersteunen. Vertrouw hem te allen tijde en stort uw hart bij hem uit, want God is uw toevlucht.” “Hij die in de schuilplaats des Allerhoogsten woont, zal in de schaduw van de Almachtige verblijven.” “Het is beter op de Heer te vertrouwen dan uw vertrouwen te stellen op de vorsten der mensen.”

152:5.4

‘En zien jullie nu allen in dat het doen van wonderen en het verrichten van materiële wonderbaarlijke daden geen zielen voor het geestelijk koninkrijk zal winnen? Wij hebben de menigte gespijzigd, maar dat heeft hen er niet toe gebracht te hongeren naar het brood des levens, noch te dorsten naar het water der geestelijke gerechtigheid. Nadat hun honger gestild was, zochten ze geen toegang tot het koninkrijk der hemelen, maar trachtten veeleer de Zoon des Mensen tot koning uit te roepen, zoals dit met de koningen van deze wereld gebeurt, alleen maar om door te kunnen gaan brood te eten zonder er voor te hoeven arbeiden. En dit alles, waarin velen van jullie min of meer hebben deelgenomen, draagt er niets toe bij om de hemelse Vader te openbaren of zijn koninkrijk op aarde uit te breiden. Hebben wij al niet genoeg vijanden onder de godsdienstige leiders van het land zonder ook nog datgene te doen wat ook de burgerlijke regeerders waarschijnlijk van ons zal vervreemden? Ik bid dat de Vader jullie ogen moge zalven, zodat jullie kunt zien, en jullie oren moge openen, opdat jullie moogt horen, zodat jullie geheel moogt geloven in het evangelie dat ik jullie heb onderricht.’

152:5.5

Jezus kondigde daarop aan dat hij zich met zijn apostelen enkele dagen wilde terugtrekken om uit te rusten alvorens ze zich gereed zouden maken om naar Jeruzalem te gaan voor het Pascha, en hij verbood alle discipelen en ook de menigte om hem te volgen. Dienovereenkomstig gingen ze per boot naar het gebied van Gennesaret om daar enkele dagen te kunnen uitrusten en te slapen. Jezus bereidde zich voor op een grote crisis in zijn leven op aarde, en daarom bracht hij veel tijd door in gemeenschap met de Vader in de hemel.

152:5.6

Het nieuws van de spijziging van de vijfduizend en de poging om Jezus tot koning te maken, maakte heinde en ver de nieuwsgierigheid wakker en bracht opnieuw vrees teweeg bij de godsdienstige leiders en de burgerlijke regeerders in heel Galilea en Judea. Terwijl dit grote wonder niets bijdroeg tot de vooruitgang van het evangelie van het koninkrijk in de zielen van materieel gezinde en halfslachtige gelovigen, diende het wel het doel dat het de zucht naar wonderen en de neiging om hem tot koning te maken, die bij de naaste kring der apostelen en bij de discipelen die hem na stonden aanwezig waren, tot een crisis bracht. Deze spectaculaire periode sloot het eerste tijdvak van onderricht, opleiding en genezing af, en bereidde zodoende de weg voor de inluiding van dit laatste jaar van de verkondiging der hogere, meer geestelijke fasen van het nieuwe evangelie van het koninkrijk, het goddelijke zoonschap, geestelijke vrijheid, en eeuwige redding.


◄ 152:4
 
152:6 ►