◄ 149:2
Verhandeling 149
149:4 ►

De tweede prediktocht

3. De vijandigheid van de godsdienstige leiders

149:3.1

Ondanks het feit dat de gewone mensen Jezus en zijn leer zo welwillend ontvingen, raakten de godsdienstige leiders te Jeruzalem steeds meer verontrust en kwamen zij steeds meer in verzet. De Farizeeën hadden een systematische en dogmatische theologie geformuleerd. Jezus was een leraar die onderricht gaf naar de gelegenheid zich voordeed: hij was niet systematisch in zijn onderricht. Jezus leerde niet zozeer vanuit de wet als wel vanuit het leven, door gelijkenissen. (En wanneer hij een gelijkenis gebruikte om zijn boodschap toe te lichten, was het zijn bedoeling slechts één aspect van het verhaal voor dat doel te gebruiken. Door allegorieën te maken van zijn gelijkenissen, kan men vele verkeerde ideeën inzake het onderricht van Jezus opdoen.)

149:3.2

De godsdienstige leiders te Jeruzalem werden haast uitzinnig tengevolge van de bekering van de jonge Abraham die kort geleden had plaatsgevonden en door de desertie van de drie spionnen die door Petrus waren gedoopt en nu samen met de evangelisten deelnamen aan deze tweede prediktocht door Galilea. De Joodse leiders raakten steeds meer verblind door vrees en vooroordeel, terwijl hun hart zich verhardde doordat zij de aanlokkelijke waarheden van het evangelie van het koninkrijk bleven afwijzen. Wanneer mensen zich afsluiten voor het appèl van de geest die in hen woont, kan er niet veel worden gedaan om hun houding te veranderen.

149:3.3

Toen Jezus voor het eerst samenkwam met de evangelisten in het kamp te Betsaïda, zei hij aan het eind van zijn toespraak: ‘Ge moet eraan denken dat de mensen lichamelijk en mentaal—emotioneel—individueel verschillend reageren. Het enige wat uniform is bij de mensen is de inwonende geest. Ofschoon de goddelijke geesten onderling iets kunnen verschillen in de aard en omvang van hun ervaring, reageren zij op uniform op alle geestelijke beroep dat op hen gedaan wordt. Slechts door deze geest, en door een beroep te doen op deze geest, kan de mensheid ooit eenheid en broederschap bereiken.’ Maar vele leiders van de Joden hadden de deur van hun hart gesloten voor het geestelijke beroep dat het evangelie op hen deed. Vanaf deze dag bleven zij onophoudelijk plannen smeden en samenzweren om de ondergang van de Meester te bewerkstelligen. Zij waren ervan overtuigd dat Jezus gevangengenomen, veroordeeld en ter dood gebracht moest worden als een godsdienstige overtreder, als iemand die de kardinale leerstellingen van de heilige Joodse wet met voeten trad.


◄ 149:2
 
149:4 ►