◄ 148:4
Verhandeling 148
148:6 ►

Het opleiden van evangelisten in Betsaïda

5. Het doel van bezoeking

148:5.1

Tijdens een ander privé-gesprek in de tuin vroeg Natanael aan Jezus: ‘Meester, hoewel ik begin te begrijpen waarom ge het genezingswerk niet zomaar wilt doen zonder onderscheid te maken, kan ik nog maar steeds niet begrijpen waarom de liefhebbende Vader in de hemel toestaat dat zovelen van zijn kinderen op aarde lijden onder zoveel bezoekingen.’ De Meester antwoordde Natanael met de volgende woorden:

148:5.2

‘Natanael, jij, met vele anderen, bent zo verward omdat je niet begrijpt hoe het mogelijk is dat de natuurlijke orde van deze wereld zovele malen is verstoord door de zondige avonturen van bepaalde opstandigen die verraad pleegden aan de wil van de Vader. En ik ben gekomen om een aanvang te maken met het in orde brengen van deze zaken. Maar het zal vele eeuwen vergen om dit deel van het universum weer op de oude paden te brengen, en zo de mensenkinderen te bevrijden van de extra lasten van zonde en rebellie. De aanwezigheid van het kwaad is op zichzelf reeds een voldoende toets voor de opklimming van de mens—zonde is niet onontbeerlijk voor de overleving.

148:5.3

‘Maar, zoon, je moet weten dat de Vader niet opzettelijk bezoekingen over zijn kinderen brengt. De mens brengt onnodige bezoekingen over zich heen doordat hij hardnekkig weigert de betere paden van de goddelijke wil te bewandelen. Bezoeking is potentieel in het kwaad, maar veel rampspoed is teweeggebracht door zonde en ongerechtigheid. Veel ongewone gebeurtenissen hebben zich op deze wereld afgespeeld, en het is niet verwonderlijk dat alle mensen die nadenken, verbijsterd staan over de taferelen van lijden en rampspoed die zij zien. Maar van één ding kun je zeker zijn: de Vader zendt geen bezoekingen als willekeurige straf voor overtredingen. De onvolmaaktheden en handicaps van het kwaad zijn inherent daaraan; straf voor zonde is onontkoombaar; de vernietigende gevolgen van ongerechtigheid zijn onafwendbaar. De mens moet de beproevingen die het natuurlijk gevolg zijn van het leven dat hij verkiest te leiden, niet aan God wijten, en ook moet de mens niet klagen over de ervaringen die deel uitmaken van het leven zoals dat op deze wereld wordt geleid. Het is de wil van de Vader dat de sterfelijke mens volhardend en consequent werkt aan de verbetering van zijn staat op aarde. Intelligente inspanning zou de mens in staat stellen veel van zijn aardse ellende te boven te komen.

148:5.4

‘Natanael, het is onze missie om de mensen te helpen hun geestelijke problemen op te lossen en op deze wijze hun denken te stimuleren, zodat zij beter voorbereid en geïnspireerd worden om hun veelvoudige materiële problemen op te lossen. Je verwarring door het lezen van de Schrift is mij niet onbekend. Al te dikwijls heeft men de neiging gehad om God de verantwoordelijkheid toe te schuiven voor alles wat de onwetende mens niet kan begrijpen. De Vader is niet persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat jij niet kunt begrijpen. Twijfel niet aan de liefde van de Vader, alleen maar omdat een of andere rechtmatige, wijze wet die hij heeft ingesteld, toevallig bezoekingen over je brengt omdat je in onschuld of opzettelijk zo’n goddelijke ordinantie hebt overtreden.

148:5.5

‘Maar, Natanael, er staat veel in de Schrift dat je tot lering had kunnen strekken als je maar met onderscheidingsvermogen had gelezen. Herinner je je niet dat er geschreven staat: “Mijn zoon, veracht niet de kastijding des Heren; wordt ook zijn terechtwijzingen niet moede, want dien de Heer liefheeft, wijst hij terecht, evenals de vader de zoon terechtwijst in wie hij een welbehagen heeft.” “De Heer verdrukt de mensenkinderen niet van harte.” “Voordat ik bezocht werd, dwaalde ik af, maar nu houd ik mij aan de wet. Bezoeking was goed voor mij, opdat ik de goddelijke inzettingen zou leren.” “Ik ken uw smarten. De eeuwige God is uw toevlucht, terwijl onder u de eeuwige armen zijn.” “De Heer is ook een toevlucht voor de verdrukten, een rustige haven in tijden van beroering.” “De Heer zal hem sterken op het bed van bezoeking; de Heer zal de zieken niet vergeten.” “Zoals een Vader medelijden toont met zijn kinderen, zo toont de Heer mededogen met hen die hem vrezen. Hij kent uw lichaam, hij vergeet niet dat gij stof zijt.” “Hij heelt de gebrokenen van hart en verbindt hun wonden.” “Hij is de hoop van de arme, de sterkte van de behoeftige in diens ellende, een toevlucht voor de storm, en een schaduw voor de verzengende hitte.” “Hij geeft kracht aan de verzwakte, en bij hen die krachteloos zijn doet hij de sterkte toenemen.” “Een geknakt riet zal hij niet breken, en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven.” “Wanneer gij door de wateren van bezoeking gaat, zal ik met u zijn, en wanneer de rivieren van tegenspoed u overstromen, zal ik u niet in de steek laten.” “Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid te verkondigen aan de gevangenen, en om allen die treuren te vertroosten.” “Er schuilt terechtwijzing in het lijden: bezoeking komt niet voort uit het stof.”’


◄ 148:4
 
148:6 ►