◄ 144:2
Verhandeling 144
144:4 ►

Op Gilboa en in de Dekapolis

3. Het gebed van de gelovige

144:3.1

Maar de apostelen waren nog niet tevreden: zij wilden dat Jezus hun een modelgebed zou geven dat zij aan de nieuwe discipelen zouden kunnen leren. Toen Jakobus Zebedeüs deze verhandeling over het gebed had aangehoord, zei hij: ‘Heel goed, Meester, maar wij wensen niet zozeer een vorm van gebed voor onszelf, als voor de nieuwe gelovigen, die ons heel vaak vragen: “Leer ons zo te bidden tot de Vader in de hemel, dat hij ons gebed kan aanvaarden.”’

144:3.2

Toen Jakobus was uitgesproken, zei Jezus: ‘Indien jullie dan nog steeds zo’n gebed wenst, wil ik jullie wel het gebed geven dat ik mijn broers en zusters in Nazaret heb geleerd’:

144:3.3

Onze Vader die in de hemelen zijt,

144:3.4

Uw naam worde geheiligd.

144:3.5

Uw koninkrijk kome; uw wil geschiede

144:3.6

Op aarde zoals in de hemel.

144:3.7

Geef ons heden ons brood voor morgen;

144:3.8

Verkwik onze ziel met het water des levens.

144:3.9

En vergeef ieder van ons onze schulden,

144:3.10

Zoals wij ook onze schuldenaren hebben vergeven.

144:3.11

Behoud ons in verzoeking, bevrijd ons van het kwaad,

144:3.12

En maak ons steeds meer volmaakt zoals gij.

144:3.13

Het is niet zo vreemd dat de apostelen van Jezus verlangden dat hij hun een modelgebed voor gelovigen zou leren. Johannes de Doper had zijn volgelingen verschillende gebeden geleerd, en alle grote leraren hadden gebeden geformuleerd voor hun leerlingen. De godsdienstleraren van de Joden hadden ongeveer vijfentwintig tot dertig vaste gebeden die ze in de synagogen en zelfs op de hoeken van de straten reciteerden. Jezus was bijzonder gekant tegen het bidden in het openbaar. Tot dusver hadden de twaalf hem slechts een paar maal horen bidden. Zij merkten dat hij hele nachten in gebed of aanbidding doorbracht, en waren zeer nieuwsgierig om te horen hoe hij bad en welke vorm zijn beden hadden. Ze voelden zich werkelijk erg in het nauw gedreven en wilden weten wat ze de scharen moesten antwoorden wanneer deze vroegen onderricht te worden hoe ze moesten bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen had onderwezen.

144:3.14

Jezus leerde de twaalf om altijd in afzondering te bidden; om alleen weg te gaan in de rustige omgeving van de natuur, of naar hun kamer te gaan en de deur te sluiten als ze baden.

144:3.15

Na de dood van Jezus en zijn hemelvaart naar de Vader werd het de gewoonte van vele gelovigen om dit zogeheten gebed van de Heer te beëindigen met de toevoeging—’In de naam van de Heer Jezus Christus.’ Nog later gingen er bij het overschrijven twee regels verloren en werd aan dit gebed een extra zinsnede toegevoegd, die luidde: ‘Want van u is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.’

144:3.16

Jezus gaf de apostelen het gebed in de collectieve vorm, zoals zij het thuis in Nazaret hadden gebeden. Hij heeft nimmer een vast persoonlijk gebed onderricht, alleen gebeden voor een groep, familie, of voor de gemeenschap. En hij heeft nooit uit eigen beweging aangeboden om dit te doen.

144:3.17

Jezus leerde dat doeltreffend gebed moet zijn:

144:3.18

1. onbaatzuchtig—niet alleen voor zichzelf:

144:3.19

2. gelovend—naar het geloofsvertrouwen:

144:3.20

3. oprecht—met een eerlijk hart;

144:3.21

4. intelligent—naar de verlichting;

144:3.22

5. vertrouwend—in onderworpenheid aan de alwijze wil van de Vader.

144:3.23

Wanneer Jezus hele nachten op de berg in gebed doorbracht, was dit voornamelijk voor zijn discipelen, in het bijzonder voor de twaalf. De Meester bad zeer weinig voor zichzelf, ofschoon hij dikwijls in aanbidding was, in godsverering die de natuur had van intelligente gemeenschap met zijn Paradijs-Vader.


◄ 144:2
 
144:4 ►