◄ 143:0
Verhandeling 143
143:2 ►

De tocht door Samaria

1. Prediken in Archelaïs

143:1.1

De eerste helft van de maand augustus maakte het gezelschap der apostelen de Griekse steden Archelaïs en Phasaelis tot hun hoofdkwartier, en hier deden ze hun eerste ervaring op met het prediken tot groepen mensen die bijna geheel bestonden uit niet-Joden—Grieken, Romeinen, en Syriërs—want er woonden maar weinig Joden in deze twee Griekse steden. In hun contact met deze Romeinse burgers kregen de apostelen te kampen met nieuwe moeilijkheden bij de verkondiging van de boodschap van het komende koninkrijk, en zij kregen nieuwe tegenwerpingen te horen tegen de leer van Jezus. Op een van de vele avondbesprekingen met zijn apostelen, toen de twaalf vertelden van hun ervaringen met de mensen die zij in hun persoonlijke werk hadden ontmoet, luisterde Jezus aandachtig naar deze tegenwerpingen tegen het evangelie van het koninkrijk.

143:1.2

Een vraag die door Filippus gesteld werd, was typerend voor hun moeilijkheden. Filippus zei: ‘Meester, deze Grieken en Romeinen wuiven onze boodschap luchtig weg en zeggen dat zo’n leer alleen geschikt is voor zwakkelingen en slaven. Zij beweren dat de religie van de heidenen beter is dan onze leer, omdat ze inspireert tot het verwerven van een sterk, robuust, en strijdlustig karakter. Zij verzekeren ons dat wij alle mensen willen veranderen in toonbeelden van verzwakte passiviteit, die geen weerstand bieden en spoedig zullen omkomen en van de aardbodem verdwenen zullen zijn. Zij mogen u wel, Meester, en erkennen ronduit dat uw leer hemels en ideaal is, maar zij willen ons niet serieus nemen. Ze beweren dat uw religie niet voor deze wereld is: dat mensen niet kunnen leven zoals u leert. En wat moeten wij tegen deze heidenen zeggen, Meester?’

143:1.3

Toen Jezus soortgelijke tegenwerpingen tegen het evangelie had aangehoord van de zijde van Tomas, Natanael, Simon Zelotes en Matteüs, zei hij tot de twaalf:

143:1.4

‘Ik ben in deze wereld gekomen om de wil van mijn Vader te doen en zijn liefdevolle karakter aan de hele mensheid te openbaren. Dat, broeders, is mijn missie. En dit ene zal ik doen, ongeacht of mijn onderricht door Joden of niet-Joden van nu of van een latere generatie, verkeerd wordt begrepen. Maar jullie moet het feit niet over het hoofd zien dat zelfs de goddelijke liefde haar strenge tuchtmaatregelen kent. De liefde van een vader voor zijn zoon dwingt hem er dikwijls toe zijn onnadenkende kinderen van dwaze daden af te houden. Het kind begrijpt niet altijd de wijze, liefdevolle beweegredenen achter de intomende tucht van de vader. Maar ik zeg jullie dat mijn Vader in het Paradijs inderdaad een universum van universa regeert door de dwingende kracht van zijn liefde. Liefde is de grootste van alle geest-werkelijkheden. Waarheid is een bevrijdende openbaring, maar liefde is de allerhoogste verhouding. En welke grote fouten uw medemensen ook maken in het beheer van de wereld van vandaag, toch zal dit evangelie dat ik u verkondig, in een toekomende tijd deze zelfde wereld regeren. Het uiteindelijke doel van de menselijke vooruitgang is de eerbiedige erkenning van het vaderschap van God en de liefdevolle verwezenlijking van de broederschap der mensen.

143:1.5

‘Maar wie heeft jullie verteld dat mijn evangelie alleen bedoeld was voor slaven en zwakkelingen? Zien jullie, mijn uitverkoren apostelen, eruit als zwakkelingen? Zag Johannes er als een zwakkeling uit? Vinden jullie dat ik geknecht word door vrees? Het is waar dat het evangelie wordt gepredikt aan de armen en verdrukten van deze generatie. De godsdiensten van deze wereld hebben de armen verwaarloosd, maar mijn Vader kent geen aanzien des persoons. Daar komt bij dat de armen van nu de eersten zijn die gehoor geven aan de oproep tot berouw, en het zoonschap aanvaarden. Het evangelie van het koninkrijk moet aan alle mensen gepredikt worden—Joden en niet-Joden, Grieken en Romeinen, rijken en armen, vrijen en slaven—en gelijkelijk aan jong en oud, aan mannen en vrouwen.

143:1.6

‘Denkt niet, omdat mijn Vader een God van liefde is en er genoegen in schept om barmhartigheid te tonen, dat de dienst in het koninkrijk eentonig en gemakkelijk zal zijn. De opklimming naar het Paradijs is het allerhoogste avontuur van alle tijden, de stoere opgave die in de eeuwigheid volbracht moet worden. En de dienst in het koninkrijk op aarde zal alle moed en mannelijkheid van jullie vergen die jullie en jullie medewerkers zult kunnen opbrengen. Velen van jullie zullen ter dood gebracht worden om jullie trouw aan het evangelie van dit koninkrijk. Het is gemakkelijk om in de frontlijn van een fysieke veldslag te sterven, wanneer je moed gesterkt wordt door de aanwezigheid van je strijdende kameraden, doch het vereist een hogere, dieper wortelende vorm van menselijke moed en toewijding om kalm en helemaal alleen je leven te geven uit liefde voor een waarheid die je als een kostbaarheid in je sterfelijke hart bewaart.

143:1.7

‘De ongelovigen kunnen jullie nu wel honen omdat je een evangelie predikt van geweldloosheid en omdat jullie een leven zonder geweld leidt, maar jullie zijn de eerste vrijwilligers in een lange rij van oprechte gelovigen in dit evangelie van het koninkrijk die de ganse mensheid verbaasd zullen doen staan door hun heldhaftige toewijding aan deze leer. Geen leger ter wereld heeft ooit meer moed en dapperheid aan de dag gelegd dan door jullie getoond zal worden, en door jullie trouwe opvolgers die over de ganse aarde zullen uitgaan om het goede nieuws te verkondigen—het vaderschap van God en de broederschap der mensen. De moed van het vlees is de laagste vorm van dapperheid. Dapperheid van denken is een hogere vorm van menselijke moed, maar de hoogste, verhevenste dapperheid is een onwrikbare trouw aan verlichte overtuigingen ten aanzien van diepe geestelijke werkelijkheden. Uit zulk een moed bestaat het heldendom van de Godkennende mens. En jullie allen kennen God: jullie bent naar diepste waarheid de persoonlijke medewerkers van de Zoon des Mensen.

143:1.8

Dit was niet alles wat Jezus bij deze gelegenheid zei, maar vormde de inleiding tot zijn toespraak, en hij sprak nog lang door om deze uitspraken aan te vullen en toe te lichten. Dit was een van de meest gepassioneerde toespraken die Jezus ooit tot de twaalf hield. Slechts zelden gaf de Meester, wanneer hij tot zijn apostelen sprak, blijk van intense gevoelens, maar dit was een van die weinige gelegenheden dat hij met zichtbare ernst en kennelijke emotie sprak.

143:1.9

De uitwerking op de openbare prediking en op het persoonlijke werk van de apostelen was onmiddellijk merkbaar: van die dag af aan klonk er in hun boodschap een nieuwe toon van moed en overwicht. De twaalf maakten zich steeds meer de geestesgesteldheid van positieve strijdlust voor het nieuwe evangelie van het koninkrijk eigen. Vanaf die dag hielden ze zich niet meer zoveel bezig met het prediken van de negatieve deugden en de passieve geboden van de zo veelzijdige leer van hun Meester.


◄ 143:0
 
143:2 ►