◄ 142:5
Verhandeling 142
142:7 ►

Het Pascha te Jeruzalem

6. Gesprek met Nikodemus

142:6.1

Op een avond kwam een zekere Nikodemus, een rijk, bejaard lid van het Joodse Sanhedrin, Jezus bezoeken ten huize van Flavius. Nikodemus had veel over de leer van deze man uit Galilea gehoord, en daarom ging hij op een middag naar de voorhof in de tempel waar hij leerde, om naar hem te luisteren. Hij zou wel graag vaker zijn gegaan om het onderricht van Jezus aan te horen, doch hij was bang te worden opgemerkt door de mensen die bij dit onderricht aanwezig waren, want de oversten der Joden verschilden reeds zodanig van mening met Jezus, dat geen enkel lid van het Sanhedrin openlijk met hem vereenzelvigd zou willen worden. Bijgevolg had Nikodemus met Andreas afgesproken Jezus deze avond persoonlijk, nadat het donker geworden was, te bezoeken. Petrus, Jakobus, en Johannes waren bij de aanvang van het gesprek in de tuin van Flavius, doch later gingen ze allen naar binnen, en hier werd de gedachtenwisseling voortgezet.

142:6.2

Toen hij Nikodemus ontving, betoonde Jezus hem geen bijzondere eerbied en toen hij met hem sprak, deed hij geen water bij de wijn, noch gaf hij blijk van een al te groot verlangen om hem te overtuigen. De Meester deed geen poging deze heimelijk gekomen bezoeker te weren, maar evenmin was hij sarcastisch. In zijn gehele contact met de voorname bezoeker was Jezus kalm, serieus en waardig. Nikodemus was geen officiële afgezant van het Sanhedrin; hij kwam Jezus zuiver en alleen bezoeken omdat hij persoonlijk oprecht geïnteresseerd was in de leer van de Meester.

142:6.3

Nadat hij door Flavius was voorgesteld, zei Nikodemus: ‘Rabbi, wij weten dat gij een leraar zijt die door God gezonden is, want geen gewoon mens zou zulk onderricht kunnen geven tenzij God met hem was. Ik zou dan ook graag meer willen weten van uw onderricht over het komende koninkrijk.’

142:6.4

Jezus antwoordde Nikodemus: ‘Voorwaar, voorwaar zeg ik u, Nikodemus, tenzij een mens van omhoog geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.’ Nikodemus antwoordde daarop: ‘Maar hoe kan een mens opnieuw geboren worden wanneer hij al oud is? Hij kan niet opnieuw de schoot van zijn moeder binnengaan om geboren te worden.’

142:6.5

Jezus zei: ‘Niettemin zeg ik u dat tenzij iemand uit de geest geboren is, hij het koninkrijk Gods niet kan binnengaan. Wat uit het vlees is geboren is vlees, en wat uit de geest is geboren is geest. Doch ge moet niet verwonderd zijn dat ik zei dat ge van omhoog geboren moet worden. Wanneer de wind waait, hoort ge het geritsel van de bladeren, maar ge ziet de wind niet—ge ziet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat—en zo is het ook met ieder die uit de geest geboren is. Met de ogen van het vlees kunt ge de manifestaties van de geest waarnemen, doch ge kunt de geest zelf niet daadwerkelijk onderscheiden.’

142:6.6

Nikodemus antwoordde: ‘Maar ik begrijp het niet—hoe is dit mogelijk?’ Waarop Jezus zei: ‘Is het mogelijk dat ge een leraar in Israel zijt en toch onbekend met al deze zaken? Het wordt dan de plicht van hen die weten van de werkelijkheden van de geest om deze zaken te openbaren aan hen die slechts de manifestaties in de materiële wereld kennen. Maar zult ge ons geloven wanneer wij spreken van de hemelse waarheden? Hebt ge de moed, Nikodemus, om te geloven in iemand die uit de hemel is neergedaald, ja in de Zoon des Mensen?’

142:6.7

En Nikodemus zei: ‘Maar hoe kan ik vat krijgen op deze geest die mij moet herscheppen ter voorbereiding op het binnengaan in het koninkrijk?’ Jezus antwoordde: ‘De geest van de Vader in de hemel woont reeds in u. Indien ge u zoudt willen laten leiden door deze geest van omhoog, zoudt ge zeer spoedig beginnen te zien met de ogen van de geest, en daarna zoudt ge, doordat ge van ganser harte kiest voor de leiding door de geest, geboren worden uit de geest, daar uw enig doel in het leven zou zijn de wil van de Vader in de hemel te doen. En wanneer ge u zo uit de geest geboren ziet, en gelukkig zijt in het koninkrijk Gods, zoudt ge in uw leven overvloedig de vruchten van de geest beginnen voort te brengen.’

142:6.8

Nikodemus was volkomen oprecht. Hij was diep onder de indruk, doch ging verbijsterd heen. Nikodemus was volleerd in zelfontwikkeling, in zelfbeheersing, en had zelfs hoge morele kwaliteiten. Hij was verfijnd, zelfzuchtig en altruïstisch; maar hij kon zijn wil niet onderwerpen aan de wil van de goddelijke Vader zoals een klein kind bereid is zich te onderwerpen aan de leiding van een wijze, liefhebbende aardse vader, waardoor hij in werkelijkheid een zoon van God zou worden, een voortschrijdende erfgenaam van het eeuwige koninkrijk.

142:6.9

Doch Nikodemus bracht voldoende geloof op om beslag te leggen op het koninkrijk. Hij uitte zwakke protesten toen zijn collega’s in het Sanhedrin trachtten Jezus te veroordelen zonder verhoor: en samen met Jozef van Arimatea legde hij later stoutmoedig getuigenis af van zijn geloof en eiste hij het lichaam van Jezus op, op een ogenblik dat zelfs de meeste discipelen uit vrees gevlucht waren van de plek van het laatste lijden en de dood van de Meester.


◄ 142:5
 
142:7 ►