◄ 141:2
Verhandeling 141
141:4 ►

Het werk in het openbaar wordt aangevangen

3. Het verblijf in Amatus

141:3.1

De Meester en zijn apostelen bleven bijna drie weken in de buurt van Amatus. De apostelen bleven tweemaal per dag prediken voor de menigte en Jezus predikte iedere Sabbatmiddag. Het werd onmogelijk om door te gaan met hun recreatie op de woensdag, en dus regelde Andreas het zo dat op elke dag van de zes dagen van de week twee apostelen rust moesten nemen, terwijl ze allen dienst deden gedurende de Sabbatbijeenkomsten.

141:3.2

Petrus, Jakobus, en Johannes hadden het grootste aandeel in de openbare prediking. Filippus, Natanael, Tomas, en Simon deden veel van het persoonlijke werk en leidden klassen voor speciale groepen die informatie verlangden; de tweelingbroers gingen door met hun algemene toezichthoudende werk, terwijl Andreas, Matteüs, en Judas zich ontwikkelden tot een commissie van drie die het algemeen beheer voerde, ofschoon elk van deze drie ook belangrijk religieus werk verrichtte.

141:3.3

Andreas werd zeer in beslag genomen door de taak om de telkens weer voorkomende misverstanden en onenigheden tussen de discipelen van Johannes en de nieuwste discipelen van Jezus recht te zetten. Om de paar dagen deden er zich wel ernstige situaties voor, maar Andreas slaagde er, met de hulp van zijn medeapostelen, dan in de twistende partijen te bewegen tot enige vorm van overeenstemming, althans tijdelijk. Jezus weigerde om ook maar aan één van deze besprekingen deel te nemen, en evenmin wilde hij raad geven hoe zij deze moeilijkheden op de juiste wijze konden rechtzetten. Niet één maal gaf hij een suggestie hoe de apostelen deze verwarrende problemen moesten oplossen. Wanneer Andreas bij Jezus kwam met deze kwesties, zei hij altijd: ‘Het is niet verstandig als de gastheer deelneemt in de familiemoeilijkheden van zijn gasten; verstandige ouders kiezen nooit partij in de kleine ruzies van hun eigen kinderen.’

141:3.4

De Meester legde grote wijsheid aan de dag en toonde volmaakte billijkheid in al zijn betrekkingen met zijn apostelen en met al zijn discipelen. Jezus was waarlijk een meester van mensen: hij oefende een grote invloed uit op zijn medemensen door de gecombineerde bekoring en kracht van zijn persoonlijkheid. Er ging een subtiele, respect afdwingende invloed uit van zijn stoere, nomadische, dakloze leven. Zijn gezaghebbende wijze van onderricht, zijn heldere logica, de kracht van zijn redenering, zijn scherpzinnige inzicht, zijn wakker verstand, zijn weergaloze evenwichtigheid, en zijn sublieme verdraagzaamheid waren intellectueel aantrekkelijk en er ging ook een geestelijke aantrekkingskracht van uit. Hij was eenvoudig, mannelijk, eerlijk, en onbevreesd. Deze fysieke en intellectuele autoriteit die de Meester aan de dag legde, werd aangevuld door alle geestelijke bekoorlijkheden van zijn wezen die men is gaan verbinden aan zijn persoonlijkheid—geduld, tederheid, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en nederigheid.

141:3.5

Jezus van Nazaret was inderdaad een sterke, krachtige persoonlijkheid; hij was een intellectuele kracht en een geestelijke bolwerk. Zijn persoonlijkheid sprak niet alleen de geestelijk ingestelde vrouwen onder zijn volgelingen aan, maar ook de ontwikkelde, intellectuele Nicodemus en de kloekmoedige Romeinse soldaat, de kapitein die de wacht had betrokken bij het kruis, en die, toen hij het toezien bij het sterven van de Meester had volbracht, zei: ‘Waarlijk, dit was een Zoon van God.’ En levenskrachtige, ruige Galilese vissers noemden hem Meester.

141:3.6

De afbeeldingen van Jezus zijn erg ongelukkig geweest. Deze schilderijen van de Christus hebben een schadelijke invloed gehad op de jeugd: de handelaren in de tempel zouden zeker niet voor Jezus zijn gevlucht indien hij een man was geweest zoals uw kunstenaars gewoonlijk hebben uitgebeeld. Hij had een waardige mannelijkheid; hij was goed, maar natuurlijk. Jezus deed zich niet voor als een zachte, lieve, tedere, en vriendelijke mysticus. Zijn leer was opwindend dynamisch. Hij bedoelde het niet alleen goed, doch hij ging rond daadwerkelijk goeddoende.

141:3.7

De Meester heeft nooit gezegd: ‘Komt allen tot mij die indolent zijt en dromers zijt.’ Vele malen echter zei hij: ‘Komt allen tot mij die arbeiden en ik zal u rust geven—geestelijke kracht.’ Het juk van de Meester is inderdaad licht, doch niettemin legt hij het nooit op: ieder individu moet dit juk uit eigen vrije wil opnemen.

141:3.8

Overwinning door prijsgeven beeldde Jezus uit, het prijsgeven van trots en zelfzucht. Door barmhartigheid te tonen bedoelde hij de geestelijke verlossing van alle wrevel, grieven, toorn en de begeerte naar egoïstische macht en wraak uit te beelden. En toen hij zei: ‘Weerstaat het kwade niet,’ legde hij later uit dat hij niet de bedoeling had zonde te vergoelijken of te adviseren tot broederlijke omgang met ongerechtigheid. Het was zijn bedoeling om nog nadrukkelijker vergeving te onderrichten, om ‘geen weerstand te bieden aan de kwade behandeling van uw persoonlijkheid, de zondige belediging van uw gevoelens van persoonlijke waardigheid.’


◄ 141:2
 
141:4 ►