◄ 140:4
Verhandeling 140
140:6 ►

De bevestiging van de Twaalf

5. Vaderlijke en broederlijke liefde

140:5.1

Van de Bergrede tot en met de toespraak bij het Laatste Avondmaal leerde Jezus zijn volgelingen om vaderlijke liefde veeleer dan broederlijke liefde te betonen. In broederlijke liefde hebt ge uw naaste lief als uzelf, hetgeen een adequate naleving zou zijn van de ‘gulden regel.’ Maar vaderlijke liefde vraagt dat ge uw medestervelingen liefhebt zoals Jezus u liefheeft.

140:5.2

Jezus heeft de mensheid op tweeërlei wijze lief. Hij leefde op aarde als een tweevoudige persoonlijkheid—menselijk en goddelijk. Als de Zoon van God bemint hij de mens met een vaderlijke liefde—hij is ‘s mensen Schepper, zijn universum-Vader. Als de Zoon des Mensen bemint Jezus stervelingen als een broeder—hij was waarlijk een mens onder de mensen.

140:5.3

Jezus verwachtte niet dat zijn volgelingen een onmogelijke manifestatie van broederlijke liefde zouden bereiken, maar wel dat zij er zo naar zouden streven om zoals God te zijn—volmaakt, evenals de Vader in de hemel volmaakt is—dat zij de mens zouden kunnen gaan zien zoals God zijn schepselen ziet, en daarom de mensen zouden kunnen gaan liefhebben zoals God hen liefheeft—om het prille begin van vaderlijke liefde te vertonen. In de loop van deze aansporingen aan de twaalf apostelen trachtte Jezus dit nieuwe begrip van vaderlijke liefde te onthullen in het verband met bepaalde emotionele attitudes die een rol spelen bij vele sociale verbeteringen in de omgeving.

140:5.4

De Meester leidde dit gewichtige betoog in door de aandacht te vestigen op vier geloofsattitudes, als voorspel op de daarop volgende beschrijving van zijn vier transcendente, allerhoogste reacties van vaderlijke liefde, in tegenstelling tot de beperkingen van louter broederlijke liefde.

140:5.5

Hij sprak eerst over hen die arm waren van geest, hongerden naar gerechtigheid, volhardden in zachtmoedigheid, en die rein van hart waren. Van dergelijke geest-onderscheidende stervelingen zou verwacht kunnen worden dat zij zulke niveaus van goddelijke onbaatzuchtigheid bereiken, dat zij in staat zijn de verbazingwekkende betrachting van vaderlijke liefde na te streven; dat zij zelfs als treurenden kracht zouden vinden om barmhartigheid te betonen, vrede te bevorderen en vervolgingen te verduren en in al deze moeilijke situaties zelfs de onbeminnelijke mensheid lief te hebben met een vaderlijke liefde. Vaderliefde kan hoogten van toewijding bereiken die broederliefde onmetelijk ver te boven gaan.

140:5.6

Het geloof en de liefde van deze zaligsprekingen versterken het morele karakter en scheppen geluk. Vrees en boosheid verzwakken het karakter en vernietigen het geluk. Deze gewichtige toespraak begon in de toonaard van geluk.

140:5.7

1. Gelukkig zijn de armen van geest—de nederigen. Voor een kind betekent geluk de bevrediging van het verlangen naar ogenblikkelijk genot. De volwassene is bereid het zaad van zelfverloochening te zaaien om daarna groter geluk te oogsten. In de tijd van Jezus en daarna is geluk al te dikwijls verbonden geweest met de idee van het bezit van rijkdom. In het verhaal van de Farizeeër en de tollenaar die in de tempel baden, voelde de een zich rijk van geest—vol eigenwaan; de ander voelde zich ‘arm van geest’—nederig. De een was zelfgenoegzaam; de ander was leergierig en zocht naar waarheid. De armen van geest zoeken naar doeleinden van geestelijke rijkdom—naar God. En zulke zoekers naar waarheid behoeven niet te wachten op een beloning in de verre toekomst; zij worden nu beloond. Zij vinden het koninkrijk des hemels in hun eigen hart, en zij ervaren dit geluk nu.

140:5.8

2. ‘Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.’ Alleen zij die zich arm van geest voelen, zullen ooit hongeren naar gerechtigheid. Alleen de nederigen zoeken goddelijke sterkte en hunkeren naar geestelijke kracht. Maar het is zeer gevaarlijk om welbewust geestelijk te vasten om meer begeerte te krijgen naar geestelijke gaven. Lichamelijk vasten wordt gevaarlijk na vier of vijf dagen; men verliest gemakkelijk alle verlangen naar voedsel. Lang vasten, lichamelijk of geestelijk, vernietigt meestal het hongergevoel.

140:5.9

Experiëntiële rechtvaardigheid is een genoegen, niet een plicht. De rechtvaardigheid van Jezus is een dynamische liefde—vaderlijk-broederlijke liefde. Zij is niet het negatieve, ‘gij zult niet’ type rechtvaardigheid.

140:5.10

Het is niet zo eenvoudig om deze eerste twee zaligsprekingen te onderrichten aan een kind, maar een volwassen bewustzijn zou hun betekenis wel moeten kunnen vatten.

140:5.11

3 ‘Gelukkig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.’ Echte zachtmoedigheid heeft geen verband met vrees. Zij is veeleer een instelling van de mens die samenwerkt met God—‘Uw wil geschiede.’ Zij behelst geduld en verdraagzaamheid en wordt gedreven door een onwankelbaar geloof in een wetmatig en vriendelijk universum. Zij overwint alle verleiding om in opstand te komen tegen de goddelijke leiding. Jezus was de ideale zachtmoedige mens van Urantia en hij beërfde een enorm universum.

140:5.12

4. ‘Gelukkig zijn zij die rein van hart zijn, want zij zullen God zien.’ Geestelijke reinheid is geen negatieve eigenschap, behalve in de zin dat zij wantrouwen en wraakzucht ontbeert. Bij zijn bespreken van reinheid had Jezus niet de bedoeling uitsluitend menselijke attitutdes ten opzichte van de seksualiteit te behandelen. Hij doelde meer op het geloof dat de mens in zijn medemens moet hebben: het geloof dat een ouder heeft in zijn kind en dat hem in staat stelt zijn medemensen lief te hebben zoals een vader dat zou doen. De liefde van een vader behoeft geen verwennerij te zijn en ze vergoelijkt het kwaad niet, maar zij is altijd anti-cynisch. Vaderlijke liefde is maar op één doel gericht en zoekt altijd het beste in de mens: dit is de instelling van de ware ouder.

140:5.13

God te zien—door geloof—betekent dat men echt geestelijk inzicht krijgt. En geestelijk inzicht verhoogt de leiding van de Richter, en samen vergroten deze uiteindelijk het Godsbewustzijn. En als ge de Vader kent, wordt ge bevestigd in de zekerheid van uw goddelijk zoonschap en kunt elk van uw broeders in het vlees steeds meer liefhebben, niet alleen als een broeder—met broederlijke liefde—maar ook als een vader—met vaderlijke genegenheid.

140:5.14

Deze aansporing is zelfs aan een kind gemakkelijk uit te leggen. Kinderen zijn van nature vol vertrouwen, en ouders dienen erop te letten dat zij dit eenvoudige geloof niet verliezen. Wanneer ge met kinderen omgaat, vermijdt dan iedere misleiding en praat hen geen wantrouwen aan. Helpt hen op verstandige wijze bij de keuze van hun helden en hun levenswerk.

140:5.15

Daaarna ging Jezus verder zijn volgelingen te onderrichten over de verwezenlijking van het voornaamste doel van alle menselijke worsteling—volmaaktheid, zelfs het verwerven van goddelijkheid. Steeds maande hij hen: ‘Weest gijlieden volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.’ Hij riep de twaalf niet op hun naasten lief te hebben zoals zij zichzelf liefhadden. Dit zou wel een waardevolle prestatie zijn geweest: het zou het bewijs zijn geweest dat zij zich broederlijke liefde eigen hadden gemaakt. Maar hij spoorde zijn apostelen veeleer aan om de mensen lief te hebben zoals hij hen had liefgehad—lief te hebben met zowel vaderlijke als broederlijke genegenheid. En hij lichtte dit toe door te wijze op vier allerhoogste reacties van vaderlijke liefde:

140:5.16

1. ‘Gelukkig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.’ Noch het zogenoemde gezonde verstand, noch de beste logica zou ooit kunnen aanvoeren dat geluk ontleend kan worden aan treurnis. Maar Jezus doelde niet op uiterlijk of ostentatief treuren; hij zinspeelde op de emotionele instelling van teerhartigheid. Het is een grote dwaling om jongens en jonge mannen te leren dat het onmannelijk is om teder te zijn of anderszins blijk te geven van gevoelsaandoeningen of lichamelijk lijden. Medegevoel is een waardige eigenschap van zowel de man als de vrouw. Het is niet noodzakelijk om ongevoelig te zijn teneinde mannelijk te zijn. Dit is de verkeerde manier om dappere mannen voor te brengen. De grote mannen op aarde zijn niet bang geweest om te treuren. Mozes, hij die treurde, was een groter mens dan Simson of Goliat. Mozes was een schitterend leider, maar hij was ook een zachtmoedig mens. Gevoeligheid en ontvankelijkheid voor menselijke nood schept echt en blijvend geluk, terwijl dergelijke mildheid de ziel beschermt tegen de destructieve invloed van boosheid, haat en achterdocht.

140:5.17

2. ‘Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.’ Barmhartigheid geeft hier de hoogte, diepte en breedte aan van de meest oprechte vriendschap—goedertierenheid. Barmhartigheid kan soms passief zijn, maar hier is ze actief en dynamisch, allerhoogste vaderlijkheid. Een liefdevolle ouder heeft er weinig moeite mee zijn kind te vergeven, zelfs vele malen. En in een onbedorvan kind is de impuls om lijden te verlichten natuurlijk. Kinderen zijn normaal gesproken vriendelijk en meevoelend, als zij oud genoeg zijn om de feitelijke omstandigheden te beseffen.

140:5.18

3. ‘Gelukkig zijn de vredestichters, want zij zullen de zonen van God genaamd worden.’ De toehoorders van Jezus verlangden naar een militaire bevrijding, niet naar vredestichters. Maar de vrede van Jezus is niet van de pacifistische en negatieve soort. Oog in oog met beproeving en vervolging zei hij: ‘Mijn vrede laat ik u.’ ‘Laat uw hart niet verontrust zijn, noch bevreesd.’ Dit is de vrede die rampzalige conflicten voorkomt. Persoonlijke vrede integreert de persoonlijkhieid. Sociale vrede voorkomt vrees, hebzucht en boosheid. Politieke vrede voorkomt rassentegenstellingen, nationaal wantrouwen en oorlog. Het stichten van vrede is de genezing van wantrouwen en achterdocht.

140:5.19

Kinderen kunnen gemakkelijk leren om vredestichters te worden. Zij houden ervan iets in een teamverband te doen; ze vinden het prettig om met elkaar te spelen. Bij een andere gelegenheid zei de Meester: ‘Wie zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven zal willen verliezen, die zal het vinden.’

140:5.20

4. ‘Gelukkig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk des hemels. Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u zullen smaden en vervolgen, en ten onrechte allerlei kwaad van u zullen spreken. Wees blij en verheug u ten zeerste, want groot is uw beloning in de hemel.’

140:5.21

Zeer dikwijls wordt vrede inderdaad vervolgd. Maar jonge mensen en dappere volwassenen schuwen nooit moeilijkheden en gevaren. ‘Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.’ En een vaderlijke liefde kan dit alles vrijelijk doen—dingen die broederlijke liefde nauwelijks kan omvatten. En vooruitgang is altijd de uiteindelijke oogst van vervolging geweest.

140:5.22

Kinderen reageren altijd wanneer hun moed wordt uitgedaagd. De jeugd is altijd bereid ‘het erop te wagen.’ En ieder kind moet al vroeg leren zich iets te kunnen ontzeggen.

140:5.23

En zo wordt onthuld dat de zaligsprekingen van de Bergrede gegrond zijn op geloof en liefde, en niet op wetten—ethiek en plicht.

140:5.24

Vaderlijke liefde schept er genoegen in kwaad met goed te vergelden—goed te doen als vergelding voor onrecht.


◄ 140:4
 
140:6 ►