◄ 136:4
Verhandeling 136
136:6 ►

De doop en de veertig dagen

5. De eerste grote beslissing

136:5.1

Op de derde dag na de aanvang van deze bespreking tussen Jezus en zijn Gepersonaliseerde Richter, kreeg Jezus de verzamelde hemelse heerscharen van Nebadon te aanschouwen, die gezonden waren door hun bevelhebbers om de bevelen van hun geliefde Soeverein af te wachten. Dit machtige leger omvatte twaalf legioenen serafijnen en evenredige aantallen van iedere orde van denkende wezens in het universum. De eerste grote beslissing die Jezus in zijn afzondering moest nemen, had dan ook te maken met de vraag of hij al dan niet gebruik zou maken van deze machtige persoonlijkheden in verband met het hierna te volgen programma van zijn openbare optreden op Urantia.

136:5.2

Jezus besloot dat hij geen gebruik zou maken van ook maar één enkele persoonlijkheid van dit heerleger, tenzij het duidelijk zou blijken zijn Vaders wil te zijn. Niettegenstaande deze algemene beslissing bleef dit geweldige heerleger steeds bij hem gedurende het resterende gedeelte van zijn aardse leven en stond het steeds gereed om gehoor te geven aan de geringste wilsuiting van zijn Soeverein. Ofschoon Jezus deze hem ten dienste staande persoonlijkheden zelf niet voortdurend met zijn menselijke ogen waarnam, zag de Gepersonaliseerde Richter die met hem verbonden was, hen allen voortdurend en kon hij met hen allen communiceren.

136:5.3

Voordat Jezus van de bergen afdaalde na zijn veertig dagen van retraite, droeg hij het rechtstreekse bevel over deze begeleidende heerschare van persoonlijkheden uit het universum over aan zijn recent Gepersonaliseerde Richter, en meer dan vier jaar Urantia-tijd lang func- tioneerden deze persoonlijkheden die uit iedere afdeling van denkende wezens in het universum waren geselecteerd, gehoorzaam en eerbiedig onder de wijze leiding van deze verheven, ervaren Gepersonaliseerde Geheimnisvolle Mentor. Toen de Richter die eens deel en essentie van de Vader in het Paradijs was, het bevel over deze machtige schare op zich nam, gaf hij Jezus de verzekering dat het deze bovenmenselijke machten in geen enkel geval vergund zou worden dienst te doen voor, zich te manifesteren in verband met, of ten behoeve van zijn loopbaan op aarde, tenzij zou blijken dat de Vader zulk een interventie wilde. Aldus ontzegde Jezus zich vrijwillig in één grote beslissing alle bovenmenselijke medewerking in alle zaken die te maken hadden met de rest van zijn loopbaan als sterveling, tenzij de Vader zelfstandig zou verkiezen deel te nemen in een bepaalde handeling of episode van de aardse werken van de Zoon.

136:5.4

Bij he t aanvaarden van het bevel over deze heerlegers uit het universum die Christus Michael ter beschikking stonden, gaf de Gepersonaliseerde Richter zich veel moeite om Jezus duidelijk te maken dat, ofschoon zulk een verzameling universum-schepselen door het gedelegeerde gezag van hun Schepper wel beperkt konden worden ten aanzien van hun activiteiten in de ruimte, deze beperkingen niet werkten met betrekking tot hun functie in de tijd. En deze beperking was een consequentie van het feit dat Richters non-tijd-wezens zijn wanneer zij eenmaal zijn gepersonaliseerd. In overeenstemming hiermee werd Jezus gewaarschuwd dat, hoewel de controle van de Richter over de levende verstandelijke wezens die onder zijn gezag werden geplaatst, volledig en volmaakt zou zijn in alle aangelegenheden waarmede de ruimte was gemoeid, er niet zulke volmaakte beperkingen konden worden opgelegd met betrekking tot de tijd. De Richter drukte dit uit in de woorden: ‘Ik zal, zoals door u aangegeven, de inschakeling van deze begeleidende schare van denkende wezens uit het universum verbieden voorzover hun werk op enigerlei wijze verband houdt met uw aardse loopbaan, behalve in die gevallen waar de Paradijs-Vader mij zegt deze instanties de vrijheid te geven, zodat zijn goddelijke wil die gij hebt verkozen, moge worden volbracht, en in die gevallen waar gij zoudt overgaan tot een keuze of daad van uw goddelijk-menselijke wil waarmee alleen afwijkingen van de natuurlijke orde op aarde ten aanzien van de tijd zouden zijn gemoeid. In al zulke gevallen heb ik geen macht, en zijn uw schepselen, hier verzameld in volmaaktheid en eenheid van kracht, eveneens machteloos. Wanneer uw verenigde naturen eenmaal iets dergelijks verlangen, zullen deze door u verkozen opdrachten terstond worden uitgevoerd. In al zulke zaken zal uw wens betekenen dat de tijd wordt ingekort, en is de geprojecteerde zaak existent. Als ik het bevel voer is dit de grootst mogelijke beperking die aan uw potentiële soevereiniteit kan worden gesteld. In mijn zelf-bewustzijn is de tijd non-existent, en ik kan daarom aan uw schepselen geen beperkingen opleggen in enige zaak die met de tijd verband houdt.’

136:5.5

Zo werd Jezus geïnstrueerd hoe zijn besluit om zijn leven als mens onder de mensen voort te zetten, zou werken. Hij had door één enkele beslissing al zijn begeleidende heerscharen van velerlei denkende wezens uit zijn universum uitgesloten van deelname in zijn openbare optreden dat vervolgens plaatsvond, behalve in zaken waarmee alleen tijd was gemoeid. Hieruit blijkt dat alle mogelijke bovennatuurlijke of verondersteld bovenmenselijke verschijnselen die gepaard gingen met Jezus’ dienstbetoon, uitsluitend betrekking hadden op de uitschakeling van tijd, tenzij de Vader in de hemel speciaal anders beschikte. Geen wonder, geen barmhartigheidsbetoon, of enig ander mogelijk voorval met betrekking tot de rest van Jezus’ aardse arbeid, zou met enige mogelijkheid de aard of het karakter kunnen dragen van een verrichting die de natuurlijke wetten die zijn ingesteld en regulier opereren in de zaken van de mens zoals hij Urantia leeft, zou transcenderen, behalve in deze uitdrukkelijk vermelde zaak van de tijd. Vanzelfsprekend konden aan de manifestaties van ‘de wil van de Vader’ geen beperkingen worden opgelegd. De uitschakeling van de tijd in verband met een tot uiting gebracht verlangen van deze potentiële Soeverein van een universum, kon slechts worden vermeden door de rechtstreekse en uitdrukkelijke wilsdaad van deze God-mens, waardoor de tijd, zoals verband houdende met de handeling of gebeurtenis in kwestie, niet zou worden ingekort of uitgeschakeld. Om te voorkomen dat er zich klaarblijkelijke tijd-wonderen zouden voordoen, was het noodzakelijk voor Jezus om zich voortdurend van de tijd bewust te blijven. Ieder wegvallen van zijn tijdsbewustzijn in verband met het koesteren van een welomlijnd verlangen, stond gelijk aan de uitvoering van de zaak die in het denken van deze Schepper-Zoon was geformuleerd, en wel zonder tussenkomst van de tijd.

136:5.6

Door de superviserende controle van de Gepersonaliseerde Richter die met hem was verbonden, was het voor Michael geheel mogelijk om zijn persoonlijke aardse activiteiten in te perken voorzover het de ruimte betrof, maar het was niet mogelijk voor de Zoon des Mensen om zijn nieuwe aardse status als potentieel Soeverein van Nebadon in te perken met betrekking tot de tijd. Dit nu was de actuele status van Jezus van Nazaret toen hij uitging om zijn openbare optreden op Urantia te beginnen.


◄ 136:4
 
136:6 ►