◄ 134:6
Verhandeling 134
134:8 ►

De overgangsjaren

7. Het eenendertigste jaar (A.D. 25)

134:7.1

Toen Jezus terugkeerde van zijn reis naar de Kaspische Zee, wist hij dat zijn wereldreizen bijna ten einde waren. Hij maakte nog maar één reis buiten Palestina, namelijk naar Syrië. Na een kort bezoek aan Kafarnaüm ging hij naar Nazaret en bleef daar enkele dagen om bezoeken af te leggen. Halverwege april vertrok hij uit Nazaret naar Tyrus. Vandaar reisde hij naar het noorden en bleef enkele dagen in Sidon, maar zijn bestemming was Antiochië.

134:7.2

Dit is het jaar dat Jezus alleen door Palestina en Syrië zwierf. Tijdens dit jaar van reizen stond hij onder verscheidene namen bekend in de verschillende delen van het land: de timmerman van Nazaret, de scheepsbouwer van Kafarnaüm, de schrijver uit Damascus, en de leraar uit Alexandrië.

134:7.3

De Zoon des Mensen woonde ruim twee maanden in Antiochië, hij werkte er, observeerde, studeerde, legde bezoeken af, verleende hulp, en ondertussen leerde hij hoe de mensen leven, hoe zij denken, voelen, en reageren op de omgeving waarin hun menselijke bestaan zich afspeelt. In deze periode werkte hij drie maanden als tentenmaker. Hij bleef langer in Antiochië dan in enige andere plaats die hij op deze tocht bezocht. Toen de apostel Paulus tien jaar later in Antiochië predikte en zijn volgelingen hoorde spreken over de leerstellingen van de schrijver uit Damascus, had hij niet het minste besef dat zijn leerlingen de stem van de Meester zelf hadden gehoord en hadden geluisterd naar diens onderricht.

134:7.4

Van Antiochië reisde Jezus langs de kust in zuidelijke richting naar Caesarea; hier verbleef hij enkele weken om daarna de kust verder te volgen naar Joppe. Van Joppe reisde hij landinwaarts naar Jamnia, Asdod, en Gaza. Van Gaza nam hij de weg landinwaarts naar Berseba, waar hij een week bleef.

134:7.5

Jezus begon daarna aan zijn laatste tocht als particulier, en deze voerde hem door het hart van Palestina; hij trok van Berseba in het zuiden naar Dan in het noorden. Deze reis naar het noorden onderbrak hij in Hebron, Betlehem (waar hij de plaats zag waar hij geboren was), Jeruzalem (hij bezocht Betanië niet), Beërot, Lebonah, Sichar, Sichem, Samaria, Geba, En-Gannim, Endor, Madon; hij reisde verder naar het noorden door Magdala en Kafarnaüm, passeerde de Wateren van Merom aan de oostzijde, en ging via Karata naar Dan, of Caesarea Filippi.

134:7.6

De inwonende Gedachtenrichter bracht Jezus er nu toe om de woonplaatsen der mensen achter zich te laten en zich naar de berg Hermon te begeven, zodat hij daar zijn werk van het bedwingen van zijn menselijke bewustzijn kon afmaken en de taak om zich te wijden aan de rest van zijn levenswerk op aarde, kon voltooien.

134:7.7

Dit was een van de ongewone, uitzonderlijke perioden in het aardse leven van de Meester op Urantia. Een vergelijkbare periode was de ervaring die hij doormaakte toen hij alleen was in de heuvels bij Pella vlak na zijn doop. Deze periode in afzondering op de berg Hermon markeerde de beëindiging van zijn zuiver menselijke loopbaan, dat wil zeggen de technische beëindiging van zijn zelfschenking als sterveling, terwijl de latere afzondering het begin markeerde van de meer goddelijke fase van de zelfschenking. En Jezus leefde gedurende zes weken alleen met God op de hellingen van de berg Hermon.


◄ 134:6
 
134:8 ►