◄ 129:3
Verhandeling 129
130:0 ►

Het latere volwassen leven van Jezus

4. De menselijke Jezus

129:4.1

Voor de toeschouwende hemelse verstandelijke wezens van het plaatselijk universum was deze reis rond de Middellandse Zee de meest betoverende van Jezus’ ervaringen op aarde, althans van zijn gehele levensloop tot vlak voor de gebeurtenis van zijn kruisiging en dood als sterveling. Dit was de fascinerende periode van zijn persoonlijk dienstbetoon in tegenstelling tot het tijdperk van zijn openbare optreden, dat spoedig daarop volgde. Deze unieke episode was des te boeiender, omdat hij in deze tijd nog steeds de timmerman uit Nazaret was, de scheepsbouwer uit Kafarnaüm, de schrijver uit Damascus; hij was nog steeds de Zoon des Mensen. Hij had nog niet de volledige beheersing van zijn menselijke bewustzijn bereikt; de Richter had nog geen volledige beheersing over zijn identiteit als sterveling en had de tegenhanger daarvan nog niet voltooid. Hij was nog steeds een mens onder de mensen.

129:4.2

De zuiver menselijke religieuze ervaring—de persoonlijke geestelijke groei—van de Zoon des Mensen bereikte dit jaar, zijn negenentwintigste, welhaast het hoogtepunt van wat bereikt kon worden. Deze ervaring van geestelijke ontwikkeling was een constant gestage groei, van het moment dat zijn Gedachtenrichter arriveerde tot de dag van de voltooiing en bevestiging van die natuurlijke, normale menselijke verhouding tussen het materiële bewustzijn van de mens en het bewustzijn waarmee de geest is begiftigd—het verschijnsel dat deze twee vormen van bewustzijn één worden gemaakt, de ervaring die de Zoon des Mensen volledig en definitief bereikte als geïncarneerde sterveling van dit gebied, op de dag van zijn doop in de Jordaan.

129:4.3

Hoewel hij schijnbaar niet zo vaak tijd gaf aan perioden van formele gemeenschap met zijn Vader in de hemel, vervolmaakte hij gedurende al deze jaren steeds doeltreffender methoden voor persoonlijke communicatie met de inwonende geest-tegenwoordigheid van de Paradijs-Vader. Hij leidde een echt leven, een vol leven, en een waarlijk normaal, natuurlijk en gewoon leven in het vlees. Hij kent uit persoonlijke ervaring het equivalent van de actualiteit van de gehele som en essentie van het leven dat mensen leiden op de materiële werelden in tijd en ruimte.

129:4.4

De Zoon des Mensen ervoer de grote verscheidenheid aan menselijke emoties, van de hoogste vreugde tot de diepste smart. Hij was een kind van vreugde en een mens met een zeldzaam goed humeur; hij was eveneens een ‘man van smarten en vertrouwd met verdriet.’ In geestelijke zin maakte hij het leven van een sterveling door van het laagste naar het hoogste punt, van het begin tot het einde. Uit materieel oogpunt gezien kan het lijken alsof hem het lot bespaard is gebleven om de beide sociale uitersten van het menselijk bestaan door te moeten maken, maar verstandelijk raakte hij geheel vertrouwd met de gehele, complete ervaring van de mensheid.

129:4.5

Jezus kent de gedachten en gevoelens, de aandriften en impulsen van de evolutionaire, opklimmende stervelingen van de werelden, van hun geboorte tot aan hun dood. Hij heeft het leven van een mens geleid van de aanvang van de fysieke, verstandelijke, en geestelijke individualiteit, via de prille jeugd, de kinderjaren, de jeugd tot en met de volwassenheid—tot zelfs de menselijke ervaring van de dood toe. Hij heeft niet alleen deze gewone, bekende menselijke perioden van verstandelijke en geestelijke vooruitgang doorgemaakt, maar hij heeft ook ten volle die hogere, verdere fasen van de verzoening tussen mens en Richter ondervonden, die zo weinig stervelingen op Urantia ooit bereiken. En zo heeft hij het volle leven van de sterfelijke mens ervaren, niet alleen het leven zoals dit op uw wereld wordt geleid, maar ook zoals het wordt geleid op alle andere evolutionaire werelden in tijd en ruimte, zelfs op de hoogste, verst gevorderde van alle werelden die bestendigd zijn in licht en leven.

129:4.6

Ofschoon dit volmaakte leven dat hij in de gelijkenis van het sterfelijke vlees leidde, niet de onvoorwaardelijke, universele goedkeuring mocht ontvangen van zijn medestervelingen, van hen die toevallig zijn tijdgenoten op aarde waren, werd het leven in het vlees van Jezus van Nazaret op Urantia door de Universele Vader wel geheel en onvoorwaardelijk aanvaard, als zijnde, op één en hetzelfde moment en in één en hetzelfde persoonlijkheidsleven, de volheid van de openbaring van de eeuwige God aan de sterfelijke mens, en de presentatie van vervolmaakte menselijke persoonlijkheid tot de voldoening van de Oneindige Schepper.

129:4.7

En dit was zijn ware, allerhoogste doeleinde. Hij is niet naar Urantia afgedaald om daar te leven als het volmaakte, gedetailleerde voorbeeld voor ieder kind of volwassene, voor iedere man of vrouw, van die tijd of van enig andere tijd. Zeker is het zo, dat wij allen in zijn volle, rijke, schone, en nobele leven veel kunnen vinden dat ons uitnemend tot voorbeeld strekt, goddelijk inspirerend is, maar dat is omdat hij een waar, echt menselijk leven leidde. Jezus leefde niet op aarde om een voorbeeld ter navolging te stellen voor alle andere mensen. Hij leefde dit leven in het vlees door hetzelfde barmhartigheidsbetoon waardoor gij allen uw leven op aarde kunt leiden; en zoals hij zijn sterfelijk leven leidde in zijn tijd en zoals hij was, gaf hij ons allen het voorbeeld om ons leven te leiden in onze tijd en zoals wij zijn. Ge kunt er niet naar streven om zijn leven te leiden, maar ge kunt wel besluiten uw leven te leiden zoals hij zijn leven leidde, en met dezelfde middelen als hij. Jezus is misschien niet het formele, gedetailleerde voorbeeld voor alle stervelingen van alle tijden in alle gebieden van dit plaatselijk universum, maar hij is immer en altijd de inspiratie en gids van alle Paradijs-pelgrims uit de werelden waar hun opklimming een aanvang neemt, via een universum van universa en verder, via Havona naar het Paradijs. Jezus is de nieuwe levende weg van de mens naar God, van het gedeeltelijke naar het volmaakte, van het aardse naar het hemelse, van de tijd naar de eeuwigheid.

129:4.8

Tegen het einde van zijn negenentwintigste jaar was Jezus van Nazaret zo goed als klaar met het leven dat wordt verlangd van stervelingen die in het vlees verblijven. Hij kwam op aarde als de volheid Gods die manifest zou worden voor de mens; hij was nu vrijwel de volmaaktheid des mensen geworden, die de gelegenheid afwachtte om manifest te worden voor God. En dit alles had hij tot stand gebracht nog vóór hij dertig jaar oud was.


◄ 129:3
 
Verhandeling 130 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.