◄ 127:4
Verhandeling 127
127:6 ►

De jongelingsjaren

5. Rebekka, de dochter van Ezra

127:5.1

Ofschoon Jezus arm was, werd zijn sociaal aanzien in Nazaret daardoor geenszins nadelig beïnvloed. Hij was een van de meest vooraanstaande jongemannen van de stad en stond in hoog aanzien bij de meeste jonge vrouwen. Gezien het feit dat Jezus zo’n prachtig voorbeeld was van robuuste en intellectuele mannelijkheid, en gezien zijn reputatie als geestelijk leider, was het niet verwonderlijk dat Rebekka, de oudste dochter van Ezra, een rijke koopman en handelaar in Nazaret, tot de ontdekking kwam dat zij langzaam verliefd werd op deze zoon van Jozef. Zij bekende eerst haar liefde aan Mirjam, de zuster van Jezus, en Mirjam besprak dit alles op haar beurt met haar moeder. Maria raakte in hevige beroering. Stond zij op het punt de zoon te verliezen die nu het onmisbare hoofd van het gezin was geworden? Kwam er nooit een eind aan de moeilijkheden? Wat zou het volgende zijn? En toen stond zij erbij stil welke gevolgen een huwelijk kon hebben voor de toekomstige loopbaan van Jezus; zij dacht, weliswaar niet vaak, maar toch soms, aan het feit dat Jezus ‘een kind der belofte’ was. Nadat zij en Mirjam de zaak besproken hadden, besloten zij een poging te doen er een eind aan te maken voordat Jezus ervan zou horen, en rechtstreeks naar Rebekka te gaan, haar de gehele zaak voor te leggen en haar eerlijk te vertellen dat zij geloofden dat Jezus een zoon met een bijzondere bestemming was, dat hij een groot godsdienstig leider zou worden, misschien wel de Messias.

127:5.2

Rebekka luisterde met gespannen aandacht; het verhaal ontroerde haar en deed haar vaster dan ooit besluiten haar levenslot aan deze man van haar keuze te verbinden en zijn leidersloopbaan met hem te delen. Zij overlegde bij zichzelf dat zulk een man des te meer behoefte zou hebben aan een trouwe, bekwame vrouw. Zij legde de poging van Maria om haar ervan af te brengen uit als een vanzelfsprekende reactie op haar vrees om het hoofd en de enige steun en toeverlaat van het gezin te verliezen; maar omdat ze wist dat haar vader het goedkeurde dat zij zich aangetrokken voelde tot de zoon van de timmerman, rekende zij er terecht op dat hij de familie van Jezus graag van voldoende inkomen zou voorzien om het verlies van de verdiensten van Jezus volledig te compenseren. Toen haar vader instemde met dit plan, had Rebekka verdere gesprekken met Maria en Mirjam, en toen zij er niet in slaagde hun steun te krijgen, verstoutte zij zich om zich rechtstreeks tot Jezus te wenden. Zij deed dit met medewerking van haar vader, die Jezus uitnodigde om bij hen thuis de zeventiende verjaardag van Rebekka te komen vieren.

127:5.3

Jezus luisterde met aandacht en sympathie naar wat hem over deze aangelegenheden werd verteld, eerst door haar vader, en daarna door Rebekka zelf. Hij gaf een vriendelijk antwoord dat er op neerkwam dat geen geldsom in de plaats kon komen van zijn verplichting om het gezin van zijn vader persoonlijk groot te brengen, om ‘de heiligste van alle taken die een mens kunnen worden toevertrouwd, te volbrengen—het trouw zijn aan eigen vlees en bloed.’ Rebekka’s vader was diep geroerd door de woorden van Jezus over zijn toewijding aan zijn familie, en trok zich terug uit de bespreking. Het enige wat hij zei tot Maria, zijn vrouw, was: ‘Hij kan niet onze zoon worden; hij is te edel voor ons.’

127:5.4

Daarna begon het gedenkwaardige gesprek met Rebekka. Tot dusver in zijn leven had Jezus weinig onderscheid gemaakt tussen zijn omgang met jongens en meisjes, met jonge mannen en jonge vrouwen. Zijn denken was te zeer in beslag genomen geweest door de dringende problemen van praktische aardse zaken en de boeiende overpeinzing van zijn uiteindelijke loopbaan ‘in de zaken van zijn Vader,’ dan dat hij ooit serieus had overwogen persoonlijke liefde in een menselijk huwelijk te vervullen. Maar nu werd hij geconfronteerd met weer één van de problemen waarvoor ieder gewoon mens komt te staan en waarover een beslissing genomen moet worden. Hij werd inderdaad ‘op alle punten beproefd zoals gij.’

127:5.5

Toen hij aandachtig geluisterd had, dankte hij Rebekka oprecht voor de bewondering die zij had uitgesproken, en voegde er aan toe: ‘Dit zal mij mijn leven lang opbeuren en bemoedigen.’ Hij legde haar uit dat het hem niet vrijstond met een vrouw, wie dan ook, andere relaties aan te knopen dan die van eenvoudige broederlijke genegenheid en zuivere vriendschap. Hij maakte haar duidelijk dat het zijn eerste en voornaamste plicht was het gezin van zijn vader groot te brengen en dat hij niet aan trouwen kon denken voordat hij deze plicht had volbracht, en voegde hier toen nog aan toe: ‘Indien ik een zoon ben met een bijzondere bestemming, moet ik geen levenslange verplichtingen aangaan voordat mijn bestemming zich duidelijk heeft afgetekend.’

127:5.6

Rebekka was diepbedroefd. Zij wilde zich niet laten troosten en smeekte haar vader net zo lang Nazaret te verlaten, tot hij er ten slotte in toestemde naar Sepforis te verhuizen. In latere jaren had Rebekka maar één antwoord voor de vele mannen die naar haar hand dongen. Zij leefde met slechts één doel voor ogen—het uur af te wachten waarin deze man die voor haar de grootste was die ooit had geleefd, zijn loopbaan als leraar van levende waarheid zou aanvangen. Zij volgde hem vol toewijding gedurende de bewogen jaren van zijn publieke optreden en was (ongezien door Jezus) aanwezig op de dag toen hij triomfantelijk Jeruzalem binnenreed; zij stond ‘te midden der andere vrouwen’ bij Maria op die noodlottige, tragische middag toen de Zoon des Mensen aan het kruis hing, hij die voor haar, en voor talloze werelden in den hoge, ‘degene die gans lieflijk en de grootste onder tienduizend’ was.


◄ 127:4
 
127:6 ►