◄ 124:2
Verhandeling 124
124:4 ►

De latere kinderjaren van Jezus

3. Het elfde jaar (A.D. 5)

124:3.1

Dit hele jaar bleef de jongen met zijn vader tochten in de omgeving maken, maar hij kwam ook dikwijls op bezoek bij zijn oom op de boerderij en nu en dan ging hij naar Magdala om te gaan vissen met de oom die zich dichtbij die stad had gevestigd.

124:3.2

Jozef en Maria kwamen vaak in de verleiding om blijk te geven van een speciale voorkeur voor Jezus, of te laten doorschemeren dat hij een kind van belofte was, een zoon der bestemming. Maar zijn beide ouders waren buitengewoon wijs en scherpzinnig in al deze zaken. De enkele maal dat zij op de een of andere wijze wel enige voorkeur voor hem lieten blijken, al was het nog zo weinig, was de jongen er vlug bij om al dergelijke speciale aandacht af te wijzen.

124:3.3

Jezus bracht een aanzienlijk deel van zijn tijd door in het bevoorradingsbedrijf voor de karavanen, en door gesprekken met de reizigers uit alle delen van de wereld deed hij een hoeveelheid kennis op inzake internationale aangelegenheden, die verbazingwekkend was voor zijn leeftijd. Dit was het laatste jaar waarin hij nog veel vrije tijd had om te spelen met de vrolijkheid van de jeugd. Na deze periode vermenigvuldigden de moeilijkheden en verantwoordelijkheden in het leven van deze opgroeiende jongen zich snel.

124:3.4

Op woensdagavond, 24 juni, a.d. 5, werd Judas geboren. De geboorte van dit kind, het zevende, ging met complicaties gepaard. Maria was verscheidene weken lang zo ernstig ziek, dat Jozef thuis bleef. Jezus had het druk met boodschappen voor zijn vader en met vele werkzaamheden die hij moest verrichten doordat zijn moeder erg ziek was. Het was voor deze opgroeiende jongen hierna nooit meer mogelijk de kinderlijke instelling van zijn vroege jaren te hervinden. Vanaf de tijd dat zijn moeder ziek werd—kort voordat hij elf jaar werd—was hij genoodzaakt de verantwoordelijkheden van een eerstgeboren zoon op zich te nemen, en dit alles moest hij doen één of twee volle jaren voordat deze lasten onder normale omstandigheden op zijn schouders zouden hebben gedrukt.

124:3.5

De chazan bracht één avond per week met Jezus door, om hem te helpen de Hebreeuwse geschriften onder de knie te krijgen. Hij was zeer geïnteresseerd in de vooruitgang van deze veelbelovende leerling en daarom was hij bereid hem op vele manieren te helpen. Deze Joodse pedagoog oefende grote invloed uit op Jezus’ groeiende verstand, maar hij kon maar niet begrijpen waarom Jezus zo onverschillig stond tegenover al zijn suggesties met betrekking tot de vooruitzichten om naar Jeruzalem te gaan en daar zijn scholing voort te zetten onder leiding van de geleerde rabbi’s.

124:3.6

Omstreeks het midden van de meimaand vergezelde de jongen zijn vader op een zakenreis naar Skytopolis, de belangrijkste Griekse stad van de Dekapolis, de oude Hebreeuwse stad Bet-sean. Onderweg vertelde Jozef veel over de oude geschiedenis van Koning Saul, over de Filistijnen en de latere gebeurtenissen in Israels veelbewogen historie. Jezus raakte enorm onder de indruk van de zindelijkheid en de goedgeordende inrichting van deze zogenaamd heidense stad. Hij verbaasde zich over het openluchttheater en bewonderde de mooie marmeren tempel die gewijd was aan de verering van de ‘heidense’ goden. Jozef raakte in grote verwarring over het enthousiasme van de jongen en trachtte een tegenwicht te vormen tegen deze gunstige indrukken door te roemen over de schoonheid en grootsheid van de Joodse tempel te Jeruzalem. Jezus had vanaf de heuvel van Nazaret vaak nieuwsgierig naar deze prachtige Griekse stad gestaard en vele malen had hij vragen gesteld over de grote publieke werken en sierlijke gebouwen, maar zijn vader had altijd getracht een antwoord op deze vragen te vermijden. Nu stonden ze oog in oog met de schoonheden van deze heidense stad, en Jozef kon niet met goed fatsoen aan Jezus’ vragen voorbijgaan.

124:3.7

Toevallig was het juist de tijd dat de jaarlijkse wedstrijden tussen de Griekse steden van de Dekapolis en de openbare demonstraties van lichamelijke moed aan de gang waren in het amfitheater van Skytopolis, en Jezus drong erop aan dat zijn vader hem zou meenemen om de spelen bij te wonen; hij drong zo sterk aan dat Jozef aarzelde hem dit te weigeren. De jongen was enthousiast over de spelen en leefde vol geestdrift mee met de demonstraties van lichamelijke ontwikkeling en atletische vaardigheid. Jozef was meer dan geschokt toen hij zag hoe enthousiast zijn zoon was bij het zien van deze pronkerige ‘heidense’ vertoningen. Na afloop van de spelen kreeg Jozef de verrassing van zijn leven toen hij Jezus zijn goedkeuring over de spelen hoorde uiten en hem hoorde zeggen dat het goed zou zijn voor de jonge mannen van Nazaret als zij op deze wijze zouden kunnen profiteren van gezonde lichamelijke activiteiten in de buitenlucht. Jozef sprak ernstig en lang met Jezus over de slechte aard van zulke praktijken, maar hij wist maar al te goed dat de jongen niet overtuigd was.

124:3.8

De enige keer dat Jezus zijn vader ooit boos op hem zag, was die avond in hun kamer in de herberg, toen de jongen in de loop van hun gesprek de Joodse gedachtengang zo geheel uit het oog verloor, dat hij voorstelde om terug te gaan naar huis en te gaan werken aan het bouwen van een amfitheater in Nazaret. Toen Jozef zijn eerstgeboren zoon zulke on-Joodse gevoelens hoorde uiten, vergat hij zijn gewone kalme manier van doen, pakte Jezus bij de schouder, en riep boos uit: ‘Zoon, laat mij je nooit weer zo’n slechte gedachte horen uiten, zolang je leeft.’ Jezus schrok op van deze uiting van emotie van zijn vader; hij had nog nooit eerder de persoonlijke felheid van zijn vaders verontwaardiging behoeven te voelen en was verbaasder en geschokter dan hij kon zeggen. Hij antwoordde alleen: ‘Heel goed, vader, ik zal mij eraan houden.’ En de jongen zinspeelde nooit meer, met geen enkel woord, op de spelen en de andere atletische activiteiten van de Grieken, zolang zijn vader leefde.

124:3.9

Later zag Jezus het Griekse amfitheater te Jeruzalem en leerde hoe afschuwwekkend zulke zaken waren vanuit het Joodse standpunt gezien. Niettemin trachtte hij zijn hele leven de gedachte van gezonde recreatie in zijn persoonlijke plannen op te nemen, en ook, voorzover de Joodse gebruiken dit toelieten, later in het programma van de vaste activiteiten van zijn twaalf apostelen.

124:3.10

Tegen het einde van zijn elfde jaar was Jezus een krachtige, goed ontwikkelde, redelijk humoristische en tamelijk zorgeloze knaap, maar na dit jaar neigde hij meer en meer tot ongewone perioden van diepe overpeinzing en ernstig nadenken. Hij dacht er veel over na hoe hij zijn verplichtingen jegens zijn familie kon nakomen en terzelfdertijd gehoor kon geven aan de roep van zijn missie in de wereld; hij had reeds begrepen dat zijn dienstbetoon zich niet kon beperken tot de verbetering van het Joodse volk.


◄ 124:2
 
124:4 ►