◄ 123:3
Verhandeling 123
123:5 ►

De vroege kinderjaren van Jezus

4. Het zevende jaar (A.D. 1)

123:4.1

Dit was werkelijk een veelbewogen jaar in Jezus’ leven. In het begin van januari deed zich een zware sneeuwstorm voor in Galilea. De sneeuw lag ruim een halve meter hoog, het was de zwaarste sneeuwval die Jezus in zijn hele leven ooit te zien kreeg en een van de zwaarste in Nazaret in honderd jaar.

123:4.2

Het spelen van de Joodse kinderen in de tijd van Jezus was nogal beperkt: maar al te dikwijls speelden de kinderen de ernstiger dingen die zij de volwassenen zagen doen na. Ze speelden bruiloftje en begrafenis, de ceremoniën die zij zo dikwijls gadesloegen en die zo spectaculair waren. Ze dansten en zongen, doch ze kenden slechts weinig georganiseerde spelen waarvan de kinderen uit latere tijden zo genieten.

123:4.3

Jezus hield ervan om samen met een buurjongen en later met zijn broertje Jakobus, in de verste hoek van de timmermanswerkplaats van hun huis te spelen, waar ze zich zeer vermaakten met houtkrullen en houtblokken. Het viel Jezus altijd moeilijk te begrijpen wat voor kwaad er in bepaalde spelletjes kon steken die op de Sabbat verboden waren, maar hij schikte zich steeds naar de wensen van zijn ouders. Hij had gevoel voor humor en hield van spelletjes, maar in de omgeving van zijn tijd en generatie kreeg dit maar weinig gelegenheid tot uitdrukking te komen; tot zijn veertiende jaar was hij echter meestal vrolijk en onbezorgd.

123:4.4

Maria had een duiventil bovenop de stal naast het huis, en ze gebruikten de winst van de verkoop van de duiven als een speciaal fonds voor liefdadigheid, waar Jezus het beheer over had nadat hij de tienden ervan had afgetrokken en overhandigd aan de beambte van de synagoge.

123:4.5

Het enige echte ongeluk dat Jezus tot dusver was overkomen, was een val van de stenen trap die van het achtererf leidde naar de slaapkamer op het dak met haar canvas overdekking. Dit gebeurde in juli, tijdens een onverwachte zandstorm uit het oosten. De hete wind die wolken fijn zand met zich meevoerde, waaide gewoonlijk in de regentijd, vooral in maart en april. Het was ongewoon dat zo’n storm zich in juli voordeed. Toen de storm kwam opzetten, speelde Jezus zoals gewoonlijk op het dak, want gedurende het droge seizoen was dit zijn gebruikelijke speelplaats. Toen hij de trap afliep, werd hij verblind door het zand en viel. Na dit ongeval maakte Jozef aan beide zijden van de trap een leuning.

123:4.6

Dit ongeval had op geen enkele wijze kunnen worden voorkomen. Men kon de middenwezens, één primaire en één secundaire, die aangewezen waren als tijdelijke beschermers van de jongen, niet beschuldigen van verwaarlozing van hun taak en evenmin kon dit verweten worden aan de serafijnse beschermers. Het kon eenvoudig niet worden vermeden. Maar dit kleine ongeluk, dat gebeurde toen Jozef van huis was in Endor, maakte dat Maria zo angstig werd, dat zij een paar maanden lang Jezus heel dicht bij zich in de buurt trachtte te houden, hetgeen niet verstandig was.

123:4.7

Hemelse persoonlijkheden komen niet eigenmachtig tussenbeide bij materiële ongevallen, gewone voorvallen van fysische aard. Onder gewone omstandigheden kunnen alleen middenwezens ingrijpen in materiële omstandigheden om de personen van mannen en vrouwen met een speciale bestemming te beschermen, en zelfs in speciale situaties kunnen deze wezens alleen maar zo optreden ingevolge speciale opdrachten van hun meerderen.

123:4.8

Dit was dan ook maar één van een aantal van zulke kleine ongevallen die deze weetgierige, avontuurlijke jongen later overkwamen. Wanneer ge u de gemiddelde jeugdjaren van een ondernemende jongen voorstelt, krijgt ge een tamelijk goed idee van de jeugdige levensloop van Jezus en zult ge u wel kunnen indenken hoeveel ongerustheid hij zijn ouders, vooral zijn moeder, bezorgde.

123:4.9

Het vierde lid van het gezin te Nazaret, Jozef, werd in de ochtend van woensdag, 16 maart, a.d. 1, geboren.


◄ 123:3
 
123:5 ►