◄ Verhandeling 122
  Deel 4 ▲
Verhandeling 124 ►
Verhandeling 123

De vroege kinderjaren van Jezus

Terug in Nazaret  •  Het vijfde jaar (2 v.Chr.)  •  De gebeurtenissen in het zesde jaar (1 v.Chr.)  •  Het zevende jaar (A.D. 1)  •  De Sshooldagen in Nazaret  •  Zijn achtste jaar (A.D. 2)

TEN gevolge van de onzekerheid en ongerustheid tijdens hun verblijf in Betlehem, speende Maria de baby pas toen zij veilig in Alexandrië waren aangekomen, waar het gezin een normaal leven kon beginnen te leiden. Zij woonden bij verwanten en Jozef kon goed in het onderhoud van zijn gezin voorzien doordat hij al kort na hun aankomst werk kreeg. Hij werkte verscheidene maanden als timmerman en werd toen bevorderd tot voorman van een grote ploeg arbeiders die werkte aan een van de openbare gebouwen die toen in aanbouw waren. Door deze nieuwe ervaring kwam hij op de gedachte om aannemer en bouwer te worden wanneer ze in Nazaret terug zouden zijn.

123:0.2

Tijdens deze eerste levensjaren van Jezus, toen hij nog een hulpeloos kindje was, hield Maria voortdurend de wacht opdat haar kind toch maar niets zou overkomen dat zijn welzijn in gevaar zou kunnen brengen of zijn toekomstige zending op aarde zou kunnen verstoren: geen moeder heeft ooit grotere toewijding aan haar kind aan de dag gelegd. In het huis waar Jezus kwam te wonen, waren nog twee andere kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd, en bij de naaste buren waren er nog zes anderen die in leeftijd niet te veel van Jezus verschilden om goede speelmakkertjes voor hem te zijn. Eerst was Maria geneigd Jezus vlak bij zich te houden. Zij was bang dat er iets met hem zou gebeuren als zij hem met de andere kinderen in de tuin liet spelen, maar Jozef kon haar met hulp van zijn verwanten ervan overtuigen dat zo’n handelwijze Jezus de nuttige ervaring zou onthouden om zich te leren aanpassen aan kinderen van zijn eigen leeftijd. En toen Maria besefte dat zij, indien zij haar kind al te zeer onder haar hoede zou houden en overmatig zou beschermen, hem wellicht zijn spontaneïteit zou ontnemen en hem enigszins egocentrisch zou kunnen maken, stemde zij ten slotte in met het plan om het kind der belofte net als andere kinderen te laten opgroeien. En ofschoon zij zich aan deze beslissing hield, stelde ze zich ten taak om de peuters altijd in het oog te houden als zij in huis of in de tuin speelden. Alleen een liefhebbende moeder weet welke verantwoordelijkheid Maria in haar hart voelde voor de veiligheid van haar zoon als baby en als klein kind.

123:0.3

Gedurende deze twee jaar van hun verblijf te Alexandrië genoot Jezus een goede gezondheid en bleef hij normaal groeien. Afgezien van enkele vrienden en verwanten, werd niemand verteld dat Jezus een ‘kind der belofte’ was. Eén van Jozefs verwanten onthulde dit echter wel aan enkele vrienden in Memfis, afstammelingen van Ichnaton uit het verre verleden. Deze vrienden kwamen met een kleine groep gelovigen uit Alexandrië bijeen in het vorstelijke huis van Jozefs familielid en weldoener, kort voor de terugkeer naar Palestina, om de familie uit Nazaret goede reis te wensen en hun respect te betuigen aan het kind. Bij deze gelegenheid schonken de bijeengekomen vrienden Jezus een volledig afschrift van de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift. Dit afschrift van de Joodse heilige geschriften werd Jozef echter pas overhandigd toen hij en Maria de uitnodiging van hun vrienden uit Memfis en Alexandrië om in Egypte te blijven, definitief hadden afgeslagen. Deze gelovigen legden er de nadruk op dat dit kind met zijn bijzondere bestemming een veel grotere invloed in de wereld zou kunnen uitoefenen als inwoner van Alexandrië dan vanuit welke stad dan ook in Palestina die werd genoemd. Deze overredingen vertraagden het vertrek naar Palestina nog enige tijd nadat het nieuws van Herodes’ dood hen had bereikt.

123:0.4

Jozef en Maria vertrokken ten slotte op een schip dat toebehoorde aan hun vriend Ezraeon uit Alexandrië naar Joppe, in welke havenstad zij laat in augustus van het jaar 4. v.Chr. arriveerden. Zij gingen rechtstreeks naar Betlehem, waar ze de gehele maand september bij hun vrienden en verwanten doorbrachten en met dezen overlegden of zij daar zouden blijven of zouden terugkeren naar Nazaret.

123:0.5

Maria had de gedachte dat Jezus behoorde op te groeien in Betlehem, de Stad Davids, nooit geheel laten varen. Jozef geloofde eigenlijk niet dat hun zoon een koninklijke bevrijder van Israel zou worden. Bovendien wist hij dat hijzelf niet werkelijk een afstammeling van David was; hij wist dat het feit dat hij tot de afstammelingen van David gerekend werd, te danken was aan de adoptie van een van zijn voorvaderen in de Davidische lijn van afstamming. Maria vond de Stad van David natuurlijk de meest geschikte plaats om de nieuwe kandidaat voor de troon van David groot te brengen, maar Jozef nam liever het risico van een verblijf onder Herodes Antipas dan onder diens broer Archelaüs. Hij vreesde ten zeerste voor de veiligheid van het kind in Betlehem of in enige andere stad in Judea, en meende dat het waarschijnlijker was dat Archelaüs de bedreigende politiek van zijn vader Herodes zou voortzetten, dan dat Antipas in Galilea dit zou doen. En nog afgezien van al deze redenen, had Jozef een uitgesproken voorkeur voor Galilea als omgeving om het kind groot te brengen en op te voeden, maar het duurde drie weken voordat Maria’s bezwaren overwonnen waren.

123:0.6

Op 1 oktober had Jozef Maria en al hun vrienden ervan overtuigd, dat het het beste voor hen zou zijn om naar Nazaret terug te keren. En dus vertrokken zij in het begin van de maand oktober van het jaar 4 v.Chr. uit Betlehem naar Nazaret, via Lydda en Skytopolis. Zij begonnen de tocht op een zondagmorgen vroeg; Maria en het kind reden op hun pas gekochte lastdier, terwijl Jozef en vijf verwanten die hen vergezelden, te voet gingen. De familieleden van Jozef hadden geweigerd hen de tocht naar Nazaret alleen te laten maken. Zij durfden niet naar Galilea te reizen via Jeruzalem en het Jordaandal, en de westelijke routes waren niet geheel veilig voor twee eenzame reizigers met een nog heel jong kind.


 
 
123:1 ►
Het Urantia Boek