◄ 12:7
Verhandeling 12
12:9 ►

Het Universum van Universa

8. Materie, bewustzijn en geest

12:8.1

‘God is geest,’ maar het Paradijs is dat niet. Het materiële universum is altijd de arena waar alle geestelijke activiteiten plaatsvinden; geest-wezens en geest-opklimmenden leven en werken op fysische werelden die materiële realiteit bezitten.

12:8.2

De schenking van kosmische kracht, het domein der kosmische zwaartekracht, is de functie van het Paradijs-Eiland. Alle oorspronkelijke kracht-energie gaat uit van het Paradijs, en de materie voor het vormen van talloze universa circuleert reeds nu door het gehele meester-universum, in de vorm van een superzwaartekracht-presentie die de krachtlading van de doordrongen ruimte is.

12:8.3

Wat de transformaties van kracht in de buitenliggende universa ook mogen zijn, wanneer deze kracht eenmaal van het Paradijs is uitgegaan, trekt zij voort, onderhevig aan de nimmer eindigende, immer aanwezige, nooit aflatende aantrekking van het eeuwige Eiland, en zeilt zij voor immer gehoorzaam en op de haar eigen wijze voort langs de eeuwige ruimtepaden van de universa. Fysische energie is de enige realiteit die altijd trouw en vast gehoorzaamt aan de universele wet. Alleen in de gebieden van het wilsvermogen van het schepsel is er afwijking van de goddelijke wegen en de oorspronkelijke plannen voorgekomen. Kracht en energie vormen de universele bewijsstukken van de stabiliteit, bestendigheid, en eeuwigheid van het centrale Paradijs-Eiland.

12:8.4

De schenking van geest en de vergeestelijking van persoonlijkheden, het domein der geestelijke zwaartekracht, is het gebied van de Eeuwige Zoon. En deze geest-zwaartekracht van de Zoon, die immer alle geestelijke realiteiten tot zich trekt, is even werkelijk en absoluut als de alvermogende materiële greep van het Paradijs-Eiland. De materieel gezinde mens is echter van nature meer vertrouwd met de materiële manifestaties van fysische aard dan met de even werkelijke en machtige activiteiten van geestelijke aard, die slechts door het geestelijk inzicht van de ziel worden bespeurd.

12:8.5

Naarmate het bewustzijn van welke persoonlijkheid dan ook in het universum geestelijker wordt—meer wordt zoals God—reageert het minder op de materiële zwaartekracht. Werkelijkheid die gemeten wordt naar de respons op de fysische zwaartekracht, is de antithese van werkelijkheid zoals deze wordt bepaald door de kwaliteit van haar geest-inhoud. De werking van fysische zwaartekracht is een kwantitatieve determinant van niet-geestelijke energie; de geestelijke zwaartekrachtswerking is de kwalitatieve maatlat van de levende energie van goddelijkheid.

12:8.6

Wat het Paradijs is voor de materiële schepping, en wat de Eeuwige Zoon is voor het geestelijke universum, is de Vereend Handelende Geest voor de gebieden van het bewustzijn—het intelligente universum van materiële, morontiale en geestelijke wezens en persoonlijkheden.

12:8.7

De Vereend Handelende Geest reageert zowel op materiële als op geestelijke werkelijkheden, en wordt daarom krachtens zijn wezen de universele helper van alle denkende wezens, wezens die een vereniging van de materiële en de geestelijke fasen van de schepping kunnen vertegenwoordigen. De begiftiging met intelligentie, het dienstbetoon aan het materiële en het geestelijke in de vorm van het verschijnsel van bewustzijn, is uitsluitend het domein van de Vereend Handelende Geest, die aldus de partner wordt van het geestelijke bewustzijn, de essentie van het morontia-bewustzijn, en de substantie van het materiële bewustzijn van de evolutionaire schepselen in de tijd.

12:8.8

Bewustzijn is de techniek waardoor de geest-werkelijkheden experiëntieel worden voor geschapen persoonlijkheden. En per slot van rekening zijn de mogelijkheden van zelfs het menselijke bewustzijn om eenheid te bewerkstelligen, het vermogen om dingen, ideeën en waarden te coördineren, bovenmaterieel.

12:8.9

Ofschoon het voor het sterfelijke bewustzijn eigenlijk niet mogelijk is om de zeven niveaus van relatieve kosmische werkelijkheid te begrijpen, moet het menselijk verstand wel in staat zijn om een groot deel van de betekenis van drie functionerende niveaus der eindige werkelijkheid te vatten:

12:8.10

1. Materie. Georganiseerde energie die onderhevig is aan de lineaire zwaartekracht, behalve voorzover zij gemodificeerd wordt door beweging en bepaald wordt door bewustzijn.

12:8.11

2. Bewustzijn. Georganiseerde bewustheid die niet geheel onderhevig is aan de materiële zwaartekracht, en waarlijk vrij wordt wanneer zij gemodificeerd wordt door geest.

12:8.12

3. Geest. De hoogste persoonlijke realiteit. Ware geest is niet onderhevig aan de fysische zwaartekracht, maar wordt uiteindelijk de motiverende invloed van alle evoluerende energie-systemen die de waardigheid van persoonlijkheid hebben.

12:8.13

Het bestaansdoel van alle persoonlijkheden is geest; hun materiële manifestaties zijn relatief, en het kosmische bewustzijn bemiddelt tussen deze universele tegengestelden. De schenking van bewustzijn en de bijstand van geest zijn het werk van de mede-personen der Godheid, de Oneindige Geest en de Eeuwige Zoon. Totale Godheidswerkelijkheid is niet bewustzijn maar geest-bewustzijn—bewustzijn-geest, geünificeerd door persoonlijkheid. Desniettemin convergeren de absoluten van zowel de geest als van het ding in de persoon van de Universele Vader.

12:8.14

Op het Paradijs zijn de drie energieën, de fysische, de mentale en de geestelijke, van dezelfde orde. In de evolutionaire kosmos is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest naar meesterschap streeft door de bemiddeling van het bewustzijn. Geest is de fundamentele werkelijkheid van de persoonlijkheidservaring van alle schepselen, omdat God geest is. Geest is onveranderlijk en daarom transcendeert zij in alle persoonlijkheidsverhoudingen bewustzijn en materie, die experiëntiële variabelen zijn bij het bereiken van vooruit gang.

12:8.15

In de kosmische evolutie wordt materie een filosofische schaduw, door bewustzijn afgeworpen wanneer zich de geestesglans der goddelijke verlichting voordoet, doch dit ontkracht niet de realiteit van materie-energie. Bewustzijn, materie, en geest zijn alledrie even werkelijk, maar zij zijn voor de persoonlijkheid niet van gelijke waarde voor het verwerven van godde- lijkheid. Het zich bewust zijn van goddelijkheid is een voortgaande geestelijke ervaring.

12:8.16

Hoe helderder de vergeestelijkte persoonlijkheid straalt (de Vader in het universum, het fragment van potentiële geest-persoonlijkheid in het individuele schepsel), des te groter wordt de schaduw die het tussenliggende bewustzijn werpt op haar materiële omhulsel. In de tijd is ’s mensen lichaam even werkelijk als zijn bewustzijn of zijn geest, maar in de dood komen zowel het bewustzijn (de identiteit) als de geest tot overleving, doch het lichaam niet. Een kosmische realiteit kan niet-bestaand zijn in de persoonlijkheidservaring. En dus is uw Griekse zegswijze—het materiële als de schaduw van de meer werkelijke geest-substantie—inderdaad van filosofische betekenis.


◄ 12:7
 
12:9 ►