◄ 118:7
Verhandeling 118
118:9 ►

Allerhoogst en Ultiem—tijd en ruimte

8. Beheersing en albeheersing

118:8.1

In de tijd-ruimte-scheppingen is de vrije wil omringd door belemmeringen, beperkingen. De evolutie van materieel leven is eerst mechanisch, wordt vervolgens door bewustzijn geactiveerd, en kan (na de schenking van persoonlijkheid) geest-geleid worden. De organische evolutie op de bewoonde werelden is in fysische zin beperkt door de capaciteiten van de oorspronkelijke implantaties van fysisch leven door de Levendragers.

118:8.2

De sterfelijke mens is een machine, een levend mechanisme: zijn wortels liggen waarlijk in de fysische wereld van energie. Vele menselijke reacties zijn mechanisch van natuur: veel van zijn leven lijkt op een machine. Maar de mens, een mechanisme, is veel meer dan een machine: hij is begiftigd met bewustzijn en een geest woont in hem, en ofschoon hij zijn hele materiële leven niet kan ontsnappen aan de chemische en elektrische mechanica van zijn bestaan, kan hij deze fysische levensmachine steeds beter leren onderwerpen aan de richtinggevende wijsheid van ervaring door het proces van toewijding van zijn menselijke bewustzijn aan de uitvoering van de geestelijke aansporingen van de inwonende Gedachtenrichter.

118:8.3

De geest bevrijdt en het mechanisme beperkt de functie van de wil. De onvolmaakte keuze, niet beheerst door het mechanisme en niet geïdentifceerd met geest, is gevaarlijk en onstabiel. Mechanische dominantie verzekert stabiliteit ten koste van vooruitgang; de verbinding met geest maakt de keuze los van het fysische niveau en stelt tegelijkertijd de goddelijke stabiliteit zeker die het product is van dieper inzicht in het universum en van toenemend kosmisch begrip.

118:8.4

Het grote gevaar dat het schepsel bedreigt, is dat wanneer hij bevrijding bereikt uit de boeien van het levensmechanisme, zal nalaten dit verlies aan stabiliteit te compenseren door het tot stand brengen van een harmonieuze werkverbinding met geest. Wanneer zijn keuzemogelijkheid relatief is losgemaakt van mechanische stabiliteit, kan het schepsel nog verdere zelfbevrijding trachten te bereiken zonder grotere identificatie met geest.

118:8.5

Het gehele principe van biologische evolutie maakt het de primitieve mens onmogelijk op bewoonde werelden te verschijnen met grote gaven van zelfbeheersing. Daarom voorziet hetzelfde scheppingsplan waarbij de evolutie werd ontworpen, ook in de externe beperkingen van tijd en ruimte, namelijk honger en vrees, waardoor de subgeestelijke keuzemogelijkheid van deze ongecultiveerde schepselen doeltreffend wordt ingeperkt. Naargelang ’s mensen bewustzijn met succes steeds moeilijker barrières overwint, heeft ditzelfde scheppingsplan ook voorzien in de langzame accumulatie van het erfgoed van de met moeite vergaarde experiëntiële wijsheid van het ras—met andere woorden, in het handhaven van evenwicht tussen de afnemende externe beperkingen en de toenemende interne beperkingen.

118:8.6

De traagheid van de evolutie, van de culturele vooruitgang van de mens, getuigt van de doeltreffendheid van de werking van de rem—de materiële inertie—waardoor gevaarlijke snelheden in de vooruitgang zeer efficiënt worden vertraagd. Aldus dempt en verdeelt de tijd zelf de overigens dodelijke gevolgen van een voortijdig ontkomen aan de eerste barrières die het handelen van de mens in de weg zijn gelegd. Want wanneer de cultuur al te snel vooruitgaat, wanneer prestaties op materieel gebied de evolutie van godsverering-wijsheid inhalen, dan omsluit de civilisatie in zichzelf de kiemen van achteruitgang. En tenzij zij geschraagd worden door een snelle toename van de experiëntiële wijsheid, zullen dergelijke menselijke samenlevingen de hoge doch premature niveaus die zij bereiken, weer opgeven en zullen de ‘donkere eeuwen’ van het interregnum van wijsheid getuigen van het onverbiddelijke herstel van het gebrek aan evenwicht tussen de vrijheid van het zelf en zelfbeheersing.

118:8.7

De ongerechtigheid van Caligastia was het opzij zetten van de tijd als regulateur van de steeds voortschrijdende menselijke bevrijding—de niet te rechtvaardigen afbraak van beperkende barrières, barrières die door het bewustzijn van de stervelingen van die dagen nog niet experiëntieel waren opgeheven.

118:8.8

Het bewustzijn dat een gedeeltelijke inkorting van tijd en ruimte teweeg kan brengen, bewijst door deze daad zelf dat het de kiemen van wijsheid bezit die doeltreffend dienst kunnen doen in plaats van de beperkende barrière die is overschreden.

118:8.9

Lucifer trachtte op dezelfde wijze de tijdsregulateur te verstoren die moet verhinderen dat bepaalde vrijheden in het plaatselijk stelsel voortijdig worden bereikt. Een plaatselijk stelsel dat in licht en leven is bestendigd, heeft experiëntieel die gezichtspunten en inzichten verworven, die de werking mogelijk maken van veel technieken die in de tijdvakken voorafgaand aan de bestendiging in licht en leven juist in dat gebied verstorend en destructief zouden zijn.

118:8.10

Wanneer de mens de ketenen van vrees gaat afschudden, wanneer hij continenten en oceanen met zijn machines, en generaties en eeuwen door zijn documenten met elkaar verbindt, moet hij iedere beperking die hij te boven komt, vervangen door een nieuwe, vrijwillig op zich genomen beperking, conform de morele ingevingen van zijn groeiende menselijke wijsheid. Deze zelfopgelegde beperkingen zijn terzelfdertijd de krachtigste en de subtielste factoren in de menselijke civilisatie—opvattingen van rechtvaardigheid en idealen van broederschap. De mens bekwaamt zich zelfs om het intomende gewaad van mededogen te dragen wanneer hij zijn medemensen durft lief te hebben, en hij bereikt het prille begin van geestelijke broederschap wanneer hij verkiest zijn medemensen zo te behandelen als hij zelf behandeld zou willen worden, ja, zoals hij denkt dat God hen zou behandelen.

118:8.11

Een automatische reactie in het universum is stabiel, en zet zich in enige vorm in de kosmos voort. Een persoonlijkheid die God kent en verlangt diens wil te doen, die geest-inzicht heeft, is goddelijk stabiel en eeuwig bestaand. ’s Mensen grote avontuur in het universum bestaat in de overgang van zijn sterfelijke bewustzijn van de stabiliteit van mechanische statica naar de goddelijkheid van geestelijke dynamica, en hij bereikt deze transformatie door de kracht en bestendigheid van zijn eigen persoonlijkheidsbeslissingen, door in iedere situatie des levens te verklaren: ‘Het is mijn wil dat uw wil geschiede.’


◄ 118:7
 
118:9 ►