◄ 118:1
Verhandeling 118
118:3 ►

Allerhoogst en Ultiem—tijd en ruimte

2. Alomtegenwoordigheid en alomaanwezeigheid

118:2.1

De alomaanwezigheid van de Godheid dient niet verward te worden met de ultimiteit van de goddelijke alomtegenwoordigheid. De Universele Vader heeft gewild dat de Allerhoogste, de Ultieme en de Absolute zijn alomaanwezigheid in tijd en ruimte, en zijn alomtegenwoordigheid waarin tijd en ruimte zijn getranscendeerd, compenseren en coördineren, en verenigen met, zijn tijdloze, ruimteloze, universele en absolute tegenwoordigheid. En ge moet in gedachten houden dat ofschoon de alomaanwezigheid van de Godheid zeer dikwijls geassocieerd kan zijn met de ruimte, zij niet noodzakelijkerwijze door de tijd wordt bepaald.

118:2.2

Als stervelingen en morontia-wezens in opgang onderkent ge God in toenemende mate door het dienstbetoon van God de Zevenvoudige. Door Havona ontdekt ge God de Allerhoogste. Op het Paradijs vindt ge hem als een persoon, en vervolgens zult ge hem, als volkomenen, spoedig trachten te leren kennen als Ultiem. Als volkomenen zult ge maar één weg voor u open zien nadat ge de Ultieme hebt bereikt, namelijk de aanvang van de zoektocht naar de Absolute. Geen enkele volkomene zal zich laten verontrusten door de onzekerheden inzake het bereiken van de Absolute Godheid, aangezien hij aan het einde van zijn allerhoogste en ultieme opklimmingen God de Vader heeft ontmoet. Deze volkomenen zullen ongetwijfeld geloven dat zelfs indien zij er in zouden slagen God de Absolute te vinden, zij slechts dezelfde God zouden ontdekken, de Paradijs-Vader zoals hij zich manifesteert op niveaus die het oneindige en universele dichter benaderen. Ongetwijfeld zou bij het bereiken van God in absolute staat de Primaire Voorvader der universa evenals de Finale Vader van persoonlijkheden geopenbaard worden.

118:2.3

God de Allerhoogste moge dan geen demonstratie zijn van de alomtegenwoordigheid van de Godheid in tijd en ruimte, maar hij is letterlijk een manifestatie van de goddelijke alomaanwezigheid. Tussen de geestelijke tegenwoordigheid van de Schepper en de materiële manifestaties der schepping bestaat een enorm domein van het alomaanwezige worden—de universum-wording van de evolutionaire Godheid.

118:2.4

Indien God de Allerhoogste ooit de directe beheersing van de universa van tijd en ruimte op zich neemt, vertrouwen wij dat dit Godheidsbestuur zal functioneren onder de albeheersing van de Ultieme. In dit geval zou God de Ultieme voor de universa in de tijd manifest beginnen te worden als de transcendentale Almachtige (de Omnipotente), die wat de bestuurlijke functies van de Almachtig Allerhoogste aangaat, de albeheersing over het boventijdelijke en de getranscendeerde ruimte zou uitoefenen.

118:2.5

In het sterfelijk bewustzijn kan, evenals bij ons, de volgende vraag opkomen: indien de evolutie van God de Allerhoogste tot bestuurlijke autoriteit in het groot universum gepaard gaat met vergrote manifestaties van God de Ultieme, zal dan een corresponderend tevoorschijn treden van God de Ultieme in de gepostuleerde universa der buitenruimte vergezeld gaan van vergelijkbare, hogere openbaringen van God de Absolute? Maar dit weten wij werkelijk niet.


◄ 118:1
 
118:3 ►