◄ 116:1
Verhandeling 116
116:3 ►

De Almachtig Allerhoogste

2. De Almachtige en God de Zevenvoudige

116:2.1

Het verschijnen van de universum-kracht-tegenwoordigheid van de Almachtige in het universum valt samen met het verschijnen van de hoge scheppers en controleurs der evolutionaire superuniversa op het toneel van kosmische handeling.

116:2.2

God de Allerhoogste ontleent zijn kenmerkende eigenschappen van geest en persoonlijkheid aan de Paradijs-Triniteit, maar hij actualiseert zich als kracht in de handelingen van de Schepper-Zonen, de Ouden der Dagen en de Meester-Geesten, wier collectieve daden de bron zijn van zijn groeiende kracht als almachtige soeverein voor en in de zeven super-universa.

116:2.3

De ongekwalificeerde Paradijs-Godheid is voor de evoluerende schepselen in tijd en ruimte niet te begrijpen. Eeuwigheid en oneindigheid houden een niveau van godheidswerkelijkheid in dat schepselen in tijd en ruimte niet kunnen bevatten. Oneindigheid van godheid en absoluutheid van soevereiniteit zijn inherent in de Paradijs-Triniteit, en de Triniteit is een werkelijkheid die het begrip van stervelingen enigszins te boven gaat. Schepselen in tijd en ruimte moeten beschikken over oorsprongen, relativiteiten en bestemmingen om universum-betrekkingen te kunnen bevatten en de betekeniswaarden van goddelijkheid te kunnen begrijpen. Daarom tempert de Paradijs-Godheid de personalisaties van goddelijkheid buiten het Paradijs en kwalificeert hij dezen ook anderszins, en hierbij brengt hij de Allerhoogste Scheppers en hun deelgenoten tot aanzijn, die het licht des levens immer verder dragen, steeds verder van zijn bron op het Paradijs vandaan, totdat het zijn verste en schoonste uitdrukking vindt in de aardse levens der zelfschenking-Zonen op de evolutionaire werelden.

116:2.4

Dit nu is de oorsprong van God de Zevenvoudige, met wiens opeenvolgende niveaus stervelingen in de hier volgende orde in aanraking komen:

116:2.5

1. de Schepper-Zonen (en Scheppende Geesten);

116:2.6

2. de Ouden der Dagen;

116:2.7

3. de Zeven Meester-Geesten;

116:2.8

4. de Allerhoogste;

116:2.9

5. de Vereend Handelende Geest;

116:2.10

6. de Eeuwige Zoon;

116:2.11

7. de Universele Vader.

116:2.12

De eerste drie niveaus zijn de Allerhoogste Scheppers, en de laatste drie niveaus zijn de Paradijs-Godheden. De Allerhoogste staat immer tussen dezen in als de experiëntiële geest-personalisatie van de Paradijs-Triniteit en als het experiëntiële focus van de evolutionaire almachtige kracht van de schepper-kinderen der Paradijs-Godheden. De Allerhoogste is de maximale openbaring van de Godheid aan de zeven superuniversa en voor het huidige universum-tijdperk.

116:2.13

Als ge de methode der logica van stervelingen volgt, zoudt ge kunnen concluderen dat de experiëntiële hereniging der collectieve daden van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige gelijkwaardig moet zijn aan het niveau der Paradijs-Godheid, doch dit is niet het geval. De Paradijs-Godheid is existentiële Godheid. In hun goddelijke eenheid van kracht en persoonlijkheid vormen de Allerhoogste Scheppers een nieuw krachtpotentieel van de experiëntiële Godheid, dat zij ook tot uitdrukking brengen. En dit krachtpotentieel, dat van experiëntiële oorsprong is, verenigt zich onvermijdelijk en onontkoombaar met de experiëntiële Godheid die zijn oorsprong heeft in de Triniteit—de Allerhoogste.

116:2.14

God de Allerhoogste is niet de Paradijs-Triniteit, en evenmin is hij één of al die Scheppers der superuniversa wier functionele activiteiten in actualiteit tot synthese komen in zijn evoluerende almachtige kracht. Terwijl God de Allerhoogste uit de Triniteit voortkomt, wordt hij aan evolutionaire schepselen uitsluitend door de gecoördineerde functie van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige manifest als krachtpersoonlijkheid. De Almachtig Allerhoogste komt thans tot feitelijk bestaan in tijd en ruimte door de activiteiten van de Allerhoogste Schepper-persoonlijkheden, net zoals in de eeuwigheid de Vereend Handelende Geest in een flits tot aanzijn is gekomen door de wil van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. Deze wezens van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige zijn de diepste natuur en bron van kracht van de Almachtig Allerhoogste; daarom moeten zij diens besturende daden immer begeleiden en ondersteunen.


◄ 116:1
 
116:3 ►