◄ 115:2
Verhandeling 115
115:4 ►

De Allerhoogste

3. Oorspronkelijk, actueel en potentieel

115:3.1

De absolute kosmos is conceptueel zonder begrenzing; wanneer wij de uitgebreidheid en de natuur van deze primaire realiteit zouden definiëren, zouden wij de oneindigheid limiteren en het zuivere begrip eeuwigheid verzwakken. De idee van het oneindig-eeuwige, het eeuwig-oneindige, is onbeperkt in uitgebreidheid en absoluut in feitelijkheid. Er bestaat geen taal in verleden, heden of toekomst van Urantia die adequaat is om de werkelijkheid der oneindigheid of de oneindigheid der werkelijkheid uit te drukken. De mens, een eindig schepsel in een oneindige kosmos, moet zich tevreden stellen met vertekende bespiegelingen over en verzwakte opvattingen van het onbegrensde, eindeloze, nimmer-beginnende, nimmer-eindigende bestaan dat zijn begripsvermogen werkelijk te boven gaat.

115:3.2

Bewustzijn kan nooit verwachten het denkbeeld van een Absolute te vatten zonder eerst te trachten de eenheid van zulk een werkelijkheid op te breken. Bewustzijn brengt steeds alle divergenties tot eenheid, maar wanneer zulke divergenties geheel ontbreken, vindt het bewustzijn geen basis waarop het interpreterende begrippen kan formuleren.

115:3.3

De primordiale stasis der oneindigheid moet gesegmenteerd worden voordat de mens kan pogen haar te begrijpen. Er is een eenheid in de oneindigheid die in deze verhandelingen is uitgedrukt als de IK BEN—het eerste postulaat van het geschapen bewustzijn. Maar een schepsel kan nooit begrijpen hoe deze eenheid dualiteit, drieënigheid en diversiteit kan worden, terwijl zij toch een onbeperkte eenheid blijft. De mens stuit op een soortgelijk probleem wanneer hij nadenkt over de ongedeelde Godheid der Triniteit naast de meervoudige personalisatie van God.

115:3.4

s Mensen afstand tot de oneindigheid is de enige reden waarom het begrip oneindigheid in één woord wordt uitgedrukt. Terwijl oneindigheid enerzijds EENHEID is, houdt dit begrip anderzijds DIVERSITEIT zonder einde of begrenzing in. Zoals de oneindigheid wordt gezien door eindige verstandelijke wezens, is zij de maximale paradox in de filosofie van schepselen en in de eindige metafysica. Ofschoon ’s mensen geestelijke natuur in de ervaring van godsverering omhoog reikt naar de Vader die oneindig is, bereikt ’s mensen capaciteit tot intellectueel begrijpen zijn grens bij de maximale opvatting van de Allerhoogste. Voorbij de Allerhoogste zijn begrippen in toenemende mate namen: steeds minder zijn het ware aanduidingen van de werkelijkheid en steeds meer worden het projecties van het eindige begrip van het schepsel in de richting van het boveneindige.

115:3.5

Eén fundamentele opvatting van het absolute niveau houdt een postulaat van drie fasen in:

115:3.6

1. het Oorspronkelijke, het onbeperkte begrip van de Eerste Bron en Centrum, de manifestatie van de IK BEN als de bron waaruit alle werkelijkheid ontspringt;

115:3.7

2. het Actuele, de verbintenis van de drie Absoluten van actualiteit, de Tweede, Derde en Paradijs-Bronnen en Centra. Deze trioditeit van de Eeuwige Zoon, de Oneindige Geest en het Paradijs-Eiland vormt de actuele openbaring van de oorspronkelijkheid van de Eerste Bron en Centrum;

115:3.8

3. het Potentiële, de verbintenis van de drie Absoluten van potentialiteit, het Godheid-Absolute, het Ongekwalificeerd en het Universeel Absolute. Deze trioditeit van existentiële potentialiteit vormt de potentiële openbaring van de oorspronkelijkheid van de Eerste Bron en Centrum.

115:3.9

Door de onderlinge associatie van het Oorspronkelijke, het Actuele en het Potentiële ontstaan de spanningen binnen de oneindigheid, die resulteren in de mogelijkheid tot alle groei in het universum; groei is dan ook de natuur van de Zevenvoudige, de Allerhoogste en de Ultieme.

115:3.10

In de associatie van het Godheid-Absolute, het Universeel en het Ongekwalificeerd Absolute, is potentialiteit absoluut, terwijl actualiteit wordend is; in de associatie van de Tweede, Derde en Paradijs-Bronnen en Centra is actualiteit absoluut, terwijl potentialiteit wordend is; in de oorspronkelijkheid van de Eerste Bron en Centrum kunnen wij niet zeggen dat actualiteit of potentialiteit hetzij bestaand is of wordend—de Vader is.

115:3.11

Vanuit het gezichtspunt van de tijd is het Actuele dat wat was en is; het Potentiële is dat wat wordend is en zal zijn; het Oorspronkelijke is dat wat is. Vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid zijn de verschillen tussen het Oorspronkelijke, het Actuele en het Potentiële niet zo duidelijk. Deze drieënige kwaliteiten worden op de niveaus van de Paradijs-eeuwigheid niet op dezelfde wijze onderscheiden. In de eeuwigheid is alles—alleen is alles nog niet geopenbaard in tijd en ruimte.

115:3.12

Vanuit het gezichtspunt van een schepsel is actualiteit substantie en is potentialiteit capaciteit. Actualiteit bestaat in het centrum en breidt zich daarvandaan uit tot in de perifere oneindigheid; potentialiteit komt vanuit de oneindigheidsperiferie naar binnen en convergeert bij het centrum van alle dingen. Oorspronkelijkheid is dat wat de tweeledige beweging van de cyclus van realiteitsmetamorfose—de ene die van potentiële tot actuele fasen, en de tweede die der potentialisering van bestaande actuele fasen—ten eerste veroorzaakt, en vervolgens in evenwicht houdt.

115:3.13

De drie Absoluten van potentialiteit zijn werkzaam op het zuiver eeuwige niveau van de kosmos en functioneren derhalve nooit als zodanig op subabsolute niveaus. Op de afdalende niveaus van werkelijkheid is de trioditeit van potentialiteit manifest bij het Ultieme en op het Allerhoogste. Het potentiële kan wel niet tot tijd-actualisering komen ten aanzien van een deel op enig subabsoluut niveau, doch nooit in het totaal. Uiteindelijk zegeviert de wil van God, niet altijd ten aanzien van het individu, doch steeds waar het om het totaal gaat.

115:3.14

Het is in de trioditeit der actualiteit dat de existente werkelijkheden van de kosmos hun centrum hebben; of het nu geest, bewustzijn of energie is, alle hebben deze hun centrum in deze associatie van de Zoon, de Geest en het Paradijs. De persoonlijkheid van de geest-Zoon is het grondpatroon voor alle persoonlijkheid in alle universa. De substantie van het Paradijs-Eiland is het grondpatroon waarvan Havona een volmaakte openbaring is, en de superuniversa een zich vervolmakende openbaring. De Vereend Handelende Geest is op één en hetzelfde moment de bewustzijnsactivering van kosmische energie, de conceptualisering van geest-voornemen, en de integratie van de mathematische oorzaken en gevolgen van de materiële niveaus met de volitionele bedoelingen en beweegredenen van het geestelijke niveau. In en voor een eindig universum werken de Zoon, de Geest en het Paradijs in en op de Ultieme, zoals deze bepaald en gekwalificeerd is in de Allerhoogste.

115:3.15

Actualiteit (van Godheid) is wat de mens zoekt in zijn opklimming naar het Paradijs. Potentialiteit (van menselijke goddelijkheid) is wat de mens in dit zoeken ontwikkelt. Het Oorspronkelijke is wat de coëxistentie en integratie mogelijk maakt van de mens die actueel is, de mens die potentieel is, en de mens die eeuwig is.

115:3.16

De finale dynamiek van de kosmos heeft te maken met de voortdurende transmissie van werkelijkheid van potentialiteit tot actualiteit. In theorie kan er een einde komen aan deze metamorfose, maar in feite is dit onmogelijk, aangezien het Potentiële en het Actuele beide zijn omsloten door het Oorspronkelijke (de IK BEN), en deze identificatie maakt het voor immer onmogelijk een beperking te stellen aan de ontwikkelingsvoortgang van het universum. De voortgang van alles wat geïdentificeerd is met de IK BEN kan nooit ten einde komen, aangezien de actualiteit van de potentiële fasen van de IK BEN absoluut is, terwijl de potentialiteit van de actuele fasen van de IK BEN eveneens absoluut is. Altijd zullen actuele fasen nieuwe wegen blijven ontsluiten tot de verwerkelijking van tot dan toe onmogelijke potentiële fasen—iedere menselijke beslissing actualiseert niet alleen een nieuwe werkelijkheid in ’s mensen ervaring, maar ontsluit tevens een nieuwe menselijke capaciteit tot groei. De volwassen man leeft in ieder kind, en de morontia-voortgaande woont reeds in de gerijpte Godkennende mens.

115:3.17

In de totale kosmos kan er nooit een rusttoestand optreden in de groei, aangezien de basis voor groei—de absolute actuele fasen—onbeperkt is, en de mogelijkheden tot groei—de absolute potentiële fasen—onbegrensd zijn. Uitgaande van een praktisch oogpunt zijn de filosofen van het universum tot de slotsom gekomen dat er niet zoiets als een einde bestaat.

115:3.18

Vanuit een beperkt gezichtspunt zijn er inderdaad vele einden, worden vele activiteiten beëindigd, maar vanuit een wijder gezichtspunt op een hoger universum-niveau zijn er geen einden, alleen overgangen van de ene ontwikkelingsfase tot de volgende. De voornaamste chroniciteit van het meester-universum betreft de verscheidene universum-tijdperken, het tijdperk van Havona, dat van de superuniversa en de tijdperken van de universa in de buiten-ruimte. Maar zelfs deze fundamentele indelingen van sequentiële betrekkingen kunnen niet meer zijn dan relatieve bakens langs de eindeloze heerweg der eeuwigheid.

115:3.19

Het finale doordringen tot de waarheid, schoonheid en goedheid van de Allerhoogste zou voor het steeds vorderende schepsel alleen die absoniete kwaliteiten van uiteindelijke goddelijkheid open kunnen leggen welke de begripsniveaus van waarheid, schoonheid en goedheid te boven gaan.


◄ 115:2
 
115:4 ►