◄ 115:0
Verhandeling 115
115:2 ►

De Allerhoogste

1. De relativiteit van begripskaders

115:1.1

Eenzijdige, onvolledige en evoluerende intellecten zouden hulpeloos zijn in het meester-universum, zouden niet in staat zijn ook maar het eerste rationele gedachtenpatroon te vormen, indien niet alle denkend bewustzijn, hoog en laag, het aangeboren vermogen bezat om een universum-kader te vormen waarbinnen gedacht kan worden. Indien het bewustzijn geen conclusies kan trekken, indien het niet kan doordringen tot ware oorsprongen, zal het altijd conclusies postuleren en oorsprongen bedenken, zodat er binnen het kader van deze door het bewustzijn geschapen postulaten logisch kan worden gedacht. En ofschoon deze universum-kaders voor het denken van schepselen onmisbaar zijn om op rationeel intellectuele wijze te kunnen opereren, zijn zij zonder uitzondering min of meer onjuist.

115:1.2

Conceptuele universum-kaders zijn slechts relatief waar: het zijn bruikbare constructies, die uiteindelijk moeten wijken wanneer het kosmische begrip groter wordt en uitbreiding van denkbeelden tot gevolg heeft. Uw opvattingen van waarheid, schoonheid en goedheid, moraliteit, ethiek, plicht, liefde, goddelijkheid, oorsprong, bestaan, bedoeling, bestemming, tijd, ruimte en zelfs de Godheid, zijn slechts relatief waar. God is veel, veel meer dan een Vader, maar de Vader is ’s mensen hoogste begrip van God; niettemin zal de Vader-Zoon-uitbeelding van de betrekking tussen Schepper en schepsel worden aangevuld met de boven-sterfelijke opvattingen van de Godheid die ge in Orvonton, in Havona en op het Paradijs zult verwerven. De mens moet binnen het sterfelijke universum-kader denken, maar dit betekent niet dat hij zich geen andere, hogere kaders kan voorstellen waarbinnen denken kan plaatsvinden.

115:1.3

Teneinde het stervelingen gemakkelijker te maken het universum van universa te begrijpen, zijn de verschillende niveaus der kosmische realiteit aangeduid als eindig, absoniet en absoluut. Van deze is alleen het absolute onbeperkt eeuwig, waarlijk existentieel. Absoniete en eindige niveaus zijn afleidingen, modificaties, kwalificaties en verzwakkingen van de oorspronkelijke, primordiale, absolute werkelijkheid der oneindigheid.

115:1.4

De gebieden van het eindige bestaan krachtens de eeuwige bedoeling van God. Eindige schepselen, hoog en laag, kunnen wel theorieën opperen over de noodzakelijkheid van het eindige in de kosmische economie, en hebben dit ook gedaan, maar ten slotte bestaat het omdat God het zo heeft gewild. Het universum kan niet worden uitgelegd, en een schepsel kan geen rationele reden geven voor zijn eigen individuele bestaan, zonder te verwijzen naar de voorafgaande handelingen en het preëxistente wilsvermogen van wezens uit wie hij is voortgekomen, Scheppers of verwekkers.


◄ 115:0
 
115:2 ►