◄ 110:4
Verhandeling 110
110:6 ►

De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

5. Onjuiste voorstellingen aangaande de leiding van de Richter

110:5.1

De missie en invloed van de Richter moeten niet verward of verwisseld worden met wat gewoonlijk het geweten wordt genoemd: er bestaat geen direct verband tussen deze beide. Het geweten is een menselijke en zuiver psychische reactie. Men moet het niet minachten, maar men kan moeilijk zeggen dat het de stem Gods tot de ziel is, hetgeen de stem van de Richter inderdaad zou zijn indien deze gehoord kon worden. Het geweten spoort u terecht aan te doen wat juist is, maar de Richter tracht u bovendien te zeggen wat waarlijk juist is: dat wil zeggen, wanneer en voorzover ge in staat zijt om de leiding van de Mentor waar te nemen.

110:5.2

De droomervaringen van de mens, de wanordelijke en onsamenhangende parade van het ongecoördineerde slapende bewustzijn, tonen voldoende duidelijk aan dat de Richters er niet in slagen de uiteenlopende factoren in het bewustzijn van de mens te harmoniseren en met elkaar in verband te brengen. De Richters kunnen in één enkel leven eenvoudig niet eigenmachtig twee zo ongelijke en geheel verschillende typen denken als het menselijke en het goddelijke met elkaar coördineren en synchroniseren. Wanneer zij daar wel in slagen, zoals soms is gebeurd, dan worden zulke zielen rechtstreeks overgebracht naar de woningwerelden, zonder dat zij de ervaring van de dood behoeven door te maken.

110:5.3

Gedurende de slaaptijd poogt de Richter slechts datgene tot stand te brengen, waarmee de wil van de persoonlijkheid in wie hij woont van te voren volledig heeft ingestemd door de beslissingen en keuzen die tijdens uren van volledig waakbewustzijn werden gemaakt en die daardoor een plaats hebben gekregen in het domein van het bovenbewustzijn, het verbindingsgebied waar het menselijke en het goddelijke elkaar vinden.

110:5.4

Terwijl de stervelingen bij wie zij te gast zijn, slapen, trachten de Richters hun scheppingen te registreren in de hogere niveaus van het materiële bewustzijn, en sommige van uw groteske dromen wijzen erop dat zij er niet in zijn geslaagd doeltreffend contact te maken. De absurditeiten van het droomleven getuigen niet alleen van de pressie van niet tot uitdrukking gebrachte emoties, maar ook van de afschuwelijke vervorming van de voorstellingen van geestelijke begrippen die door de Richters worden aangeboden. Uw eigen hartstochten, driften, en andere aangeboren neigingen, brengen zichzelf tot uitdrukking in het beeld, en stellen de onderdrukte verlangens die zij zijn, in de plaats van de goddelijke boodschappen welke de inwonende Richters gedurende uw onbewuste slaap in de psychische registers trachten in te voeren.

110:5.5

Het is buitengewoon gevaarlijk om ervan uit te gaan dat uw droomleven een inhoud heeft die van de Richter afkomstig is. De Richters werken inderdaad gedurende de slaap, maar uw gewone droomervaringen zijn zuiver fysiologische en psychologische verschijnselen. Het is eveneens riskant om te trachten onderscheid te maken tussen hetgeen de Richters aan denkbeelden trachten te registreren, en de min of meer voortdurende, bewuste ontvangst van hetgeen door het sterfelijke geweten wordt gedicteerd. Dit zijn problemen die zullen moeten worden opgelost door uw individuele onderscheidingsvermogen en uw persoonlijke beslissingen. Het is evenwel beter dat een mens de vergissing begaat dat hij een uiting van de Richter afwijst door aan te nemen dat het gaat om een louter een menselijke ervaring, dan dat hij de fout begaat dat hij een reactie van het sterfelijke bewustzijn verheft tot de sfeer van goddelijke waardigheid. Vergeet niet dat de invloed van een Gedachtenrichter voor het grootste deel, doch niet geheel, een ervaring is in het bovenbewustzijn.

110:5.6

In verschillende mate, en steeds meer naargelang ge hoger komt in de psychische cirkels, communiceert ge inderdaad met uw Richter, soms rechtstreeks, maar vaker indirect. Het is echter gevaarlijk om het idee te koesteren dat ieder nieuw denkbeeld dat in het menselijke bewustzijn opkomt, een ingeving is van de Richter. Bij wezens van uw orde is het vaker zo, dat wat gij voor de stem van de Richter houdt, in werkelijkheid een emanatie is van uw eigen intellect. Dit is een gevaarlijk terrein, en iedereen moet deze problemen voor zichzelf oplossen naar zijn natuurlijke, menselijke wijsheid en zijn bovenmenselijk inzicht.

110:5.7

De Richter van de mens door wie deze communicatie tot stand komt, heeft zo’n grote vrijheid van handelen omdat deze mens vrijwel geheel onberoerd blijft door alle uiterlijke manifestaties van de innerlijke aanwezigheid van de Richter: het is inderdaad een gunstige omstandigheid dat hij zich welbewust in het geheel niet druk maakt over de gehele procedure. Hij heeft een van de zeer ervaren Richters van zijn tijd en generatie, en toch verklaart zijn bestemmingsbehoeder dat zijn passieve reactie op, en zijn niet-actieve interesse in, de verschijnselen die gepaard gaan met de aanwezigheid van deze veelzijdige Richter in zijn bewustzijn, een zeldzame en gelukkige reactie is. Dit alles vormt dan ook een gunstige coördinatie van invloeden, gunstig zowel voor de Richter in diens hogere sfeer van activiteit, als voor de menselijke partner vanuit het standpunt van diens gezondheid, efficiëntie en kalmte.


◄ 110:4
 
110:6 ►