◄ 110:1
Verhandeling 110
110:3 ►

De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

2. Richters en de wil van de mens

110:2.1

Wanneer de Gedachtenrichter in het bewustzijn van een mens komt wonen, brengt hij een model mee van diens levensloop, van het ideale leven dat hijzelf en de Gepersonaliseerde Richters van Divinington hebben vastgesteld en voorbeschikt, en dat door de Gepersonaliseerde Richter van Urantia is gewaarmerkt. Zo beginnen zij hun werk met een welomlijnd, van te voren opgesteld plan voor de verstandelijke en geestelijke ontwikkeling van hun menselijke subject, doch geen mens is verplicht dit plan te accepteren. Ge zijt allen het voorwerp van predestinatie, maar het is niet voorbeschikt dat ge deze goddelijke predestinatie ook moet aanvaarden: het staat u geheel vrij om het hele programma van de Gedachtenrichter of een gedeelte ervan af te wijzen. Het is hun taak om die veranderingen in uw denken en die geestelijke aanpassingen te bewerkstelligen, die gij gaarne en intelligent kunt inwilligen, opdat zij meer invloed kunnen verkrijgen op de richting waarin de persoonlijkheid zich beweegt; onder geen voorwaarde echter zullen de goddelijke Mentoren ooit misbruik van u maken of u op enigerlei wijze eigenmachtig in uw keuzen en beslissingen beïnvloeden. De Richters eerbiedigen de soevereiniteit van uw persoonlijkheid: zij zijn altijd ondergeschikt aan uw wil.

110:2.2

Zij zijn volhardend, vindingrijk, en volmaakt in hun werkmethoden, maar de volitionele zelfheid van hun gastheren doen zij nimmer geweld aan. Geen mens zal door een goddelijke Mentor ooit tegen zijn wil vergeestelijkt worden; overleving is een gave van de Goden, die begeerd moet worden door de schepselen in de tijd. Per slot van rekening zal uit de verslagen blijken dat iedere transformatie die de Richter voor u heeft kunnen bewerkstelligen, tot stand is gebracht met uw toestemming en medewerking; ge zult een gewillige partner van de Richter zijn geweest bij het bereiken van iedere trede van de geweldige transformatie van de opklimmingsloopbaan. De Richter tracht niet uw denken, als zodanig, te beheersen, doch het veeleer te vergeestelijken, het te vereeuwigen.

110:2.3

Noch engelen, noch Richters, leggen zich erop toe de gedachten van de mens rechtstreeks te beïnvloeden: dit is het exclusieve prerogatief van uw persoonlijkheid. De Richters wijden zich aan het verbeteren, wijzigen, richten en coördineren van uw denkprocessen, maar meer speciaal en specifiek wijden zij zich aan het werk van het opbouwen van een geestelijke pendant van uw levensloop, een morontia-afschrift van uw ware, vorderende zelf, met het oog op uw overleving.

110:2.4

Richters werken in de sferen van de hogere niveaus van het menselijke denken en trachten daarbij onophoudelijk morontia-duplicaten te maken van ieder denkbeeld dat in het intellect van de sterveling ontstaat. Er zijn daarom twee realiteiten die de circuits van het menselijk bewustzijn raken en daarin hun middelpunt hebben: de ene realiteit is een sterfelijk zelf dat zich heeft ontwikkeld uit de oorspronkelijke plannen van de Levendragers, de andere is een onsterfelijke entiteit uit de hoge sferen van Divinington, een inwonend geschenk van God. Maar het sterfelijk zelf is ook een persoonlijk zelf; het heeft persoonlijkheid.

110:2.5

Als persoonlijk schepsel hebt ge bewustzijn en wilsvermogen. De Richter, als voorpersoonlijk schepsel, heeft voorbewustzijn en voorwil. Indien ge zo’n volledige overeenstemming bereikt met het bewustzijn van de Richter dat ge eender denkt, dan wordt uw beider bewustzijn één en ontvangt ge de versterking van het bewustzijn van de Richter. Indien vervolgens uw wil de uitvoering van de beslissingen van dit nieuwe, of gecombineerde, bewustzijn beveelt en doorzet, bereikt de voorpersoonlijke wil van de Richter persoonlijkheidsuitdrukking door uw beslissing, en zijt gij en de Richter, wat dit specifieke plan betreft, één. Uw bewustzijn heeft de afstemming op het goddelijke bereikt, en de wil van de Richter heeft persoonlijkheidsuitdrukking verworven.

110:2.6

Naar de mate waarin deze identiteit wordt gerealiseerd, benadert ge mentaal de morontia-orde van bestaan. Morontia-bewustzijn is een begrip dat het wezen en het totaal aangeeft van de bewust- zijnssamenwerking van ongelijksoortige materiële en geestelijke naturen. Morontia-intellect impliceert derhalve een tweevoudig bewustzijn in het plaatselijk universum, dat beheerst wordt door één wil. En bij stervelingen is dit een wil die, hoewel in oorsprong menselijk, nu goddelijk wordt door ’s mensen identificatie van zijn menselijke bewustzijn met het bewustzijn Gods.


◄ 110:1
 
110:3 ►