◄ 107:4
Verhandeling 107
107:6 ►

De oorsprong en natuur der Gedachtenrichters

5. De Richter en zijn bewustzijn

107:5.1

Evolutionaire stervelingen zijn ertoe geneigd het bewustzijn als een kosmische bemiddeling tussen geest en materie te beschouwen, want dit is inderdaad waartoe het bewustzijn, zoals het door u kan worden waargenomen, voornamelijk dient. Vandaar dat het voor mensen heel moeilijk is in te zien dat Gedachtenrichters een bewustzijn hebben, want Richters zijn fragmentaties van God op een absoluut niveau van werkelijkheid dat niet alleen voorpersoonlijk is, maar ook voorafgaat aan alle divergentie van energie en geest. Op een monistisch niveau voorafgaand aan de differentiatie van energie en geest zou er geen bemiddelende functie van bewustzijn kunnen zijn, want daar zijn geen uiteenlopende werkelijkheden waartussen bemiddeld moet worden.

107:5.2

Aangezien Richters plannen kunnen maken, kunnen werken en liefhebben, moeten zij krachten van zelfheid bezitten die vergelijkbaar zijn met bewustzijn. Zij bezitten een onbeperkte capaciteit om met elkaar te communiceren, dat wil zeggen, alle soorten Mentoren boven de eerste of maagdelijke groepen. Over de aard en strekking van hun onderlinge communicaties kunnen wij u zeer weinig onthullen, want die kennen wij niet. En verder weten wij dat zij op de een of andere wijze bewustzijn moeten bezitten, want anders zouden zij nooit gepersonaliseerd kunnen worden.

107:5.3

De bewustheid van de Gedachtenrichter komt overeen met de bewustheid van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon—dat wat voorafgaat aan de individuele vormen van bewustzijn van de Vereend Handelende Geest.

107:5.4

Het type bewustzijn dat, naar gepostuleerd wordt, in een Richter aanwezig is, moet lijken o p het bewustzijn dat talrijke andere orden voorpersoonlijke entiteiten bezitten, orden die vermoedelijk eveneens ontstaan in de Eerste Bron en Centrum. Ofschoon vele van deze orden niet op Urantia zijn geopenbaard, vertonen zij alle wel eigenschappen van bewustheid. Het is voor deze individuaties van de oorspronkelijke Godheid ook mogelijk om één te worden met talrijke evoluerende typen niet-sterfelijke wezens en zelfs met een beperkt aantal niet-evolutionaire we- zens die het vermogen hebben ontwikkeld om met deze fragmenten van de Godheid te fuseren.

107:5.5

Wanneer een Gedachtenrichter is gefuseerd met de evoluerende onsterfelijke morontia-ziel van de tot overleving gekomen mens, kan het bewustzijn van de Richter alleen nog apart van het bewustzijn van het schepsel worden geïdentificeerd, totdat de opklimmende sterveling de geest-niveaus van de vooruitgang in het universum heeft bereikt.

107:5.6

Wanneer zij de niveaus van volkomenen hebben bereikt in de opgaande ervaring, lijken deze geesten van het zesde stadium een bepaalde bewustzijnsfactor te transmuteren, een factor die de verbintenis vormt van bepaalde fasen van het bewustzijn van de sterveling en dat van de Richter, en tevoren had gefunctioneerd als het verbindingselement tussen de goddelijke en menselijke fasen van deze opklimmende persoonlijkheden. Deze experiëntiële kwaliteit van het bewustzijn ‘verallerhoogst’ waarschijnlijk, en vergroot daarna de experiëntiële kwaliteit van de evolutionaire Godheid—de Allerhoogste.


◄ 107:4
 
107:6 ►