◄ 107:3
Verhandeling 107
107:5 ►

De oorsprong en natuur der Gedachtenrichters

4. De natuur en tegenwoordigheid van de Richters

107:4.1

Wanneer men zegt dat een Gedachtenrichter goddelijk is, betekent dit slechts dat men de natuur van zijn oorsprong erkent. Het is zeer waarschijnlijk dat een dergelijke zuivere goddelijkheid de essentie omvat van het potentieel van alle eigenschappen van de Godheid dat besloten kan liggen in zulk een fragment van de absolute essentie van de universele tegenwoordigheid van de eeuwige, oneindige Paradijs-Vader.

107:4.2

De werkelijke bron van de Richter moet oneindig zijn, en vóór zijn fusie met de onsterfelijke ziel van een evoluerende sterveling moet de realiteit van de Richter aan absoluutheid grenzen. Richters zijn geen absolute werkelijkheden in de universele betekenis, in de Godheid-betekenis, maar zij zijn waarschijnlijk ware absolute werkelijkheden binnen de potentialiteiten van hun gefragmenteerde natuur. Zij zijn beperkt voorzover het hun universaliteit betreft, doch niet waar het hun natuur aangaat: wat uitgebreidheid betreft zijn zij beperkt, maar naar de intensiteit van hun betekenis, waarde, en feitelijkheid zijn zij absoluut. Om deze reden noemen wij de goddelijke geschenken soms de gekwalificeerd absolute fragmenten van de Vader.

107:4.3

Geen Richter is ooit ontrouw geweest aan de Paradijs-Vader; de lagere orden der persoonlijke schepselen hebben soms wel te kampen met ontrouwe metgezellen, maar dit is nooit het geval bij de Richters. Zij hebben allerhoogste macht en zijn onfeilbaar in de verheven sfeer waar zij schepselen bijstaan en in het universum functioneren.

107:4.4

Niet-gepersonaliseerde Richters zijn alleen zichtbaar voor Gepersonaliseerde Richters. De Solitaire Boodschappers, tot wier orde ik behoor, kunnen evenals de Geïnspireerde Triniteitsgeesten, de aanwezigheid van de Richters bespeuren door middel van geestelijk reactieve verschijnselen; ook kunnen zelfs de serafijnen soms de geestelijke lichtgevendheid bespeuren die, naar wij veronderstellen, samengaat met de aanwezigheid van de Mentoren in het materiële bewustzijn van mensen; maar geen van ons is in staat om de echte tegenwoordigheid van de Richters werkelijk te onderscheiden tenzij zij gepersonaliseerd zijn, ook al is hun natuur wel waarneembaar in verbintenis met de gefuseerde persoonlijkheden van de opklimmende stervelingen der evolutionaire werelden. De universele onzichtbaarheid van de Richters vormt een sterke aanwijzing voor hun hoge, uitsluitend goddelijke oorsprong en natuur.

107:4.5

Er bestaat een karakteristiek licht, een geest-lichtglans, die deze goddelijke tegenwoordigheid vergezelt, en die wij algemeen in verband hebben leren brengen met Gedachtenrichters. In het universum Nebadon staat deze Paradijs-lichtglans wijd en zijd bekend als het ‘loodslicht’; op Uversa wordt dit het ‘licht des levens’ genoemd. Op Urantia is dit verschijnsel soms aangeduid als het ‘ware licht dat ieder mens die ter wereld komt verlicht.’

107:4.6

Voor alle wezens die de Universele Vader hebben bereikt, zijn de Gepersonaliseerde Gedachtenrichters waarneembaar. Richters in alle stadia, evenals alle andere wezens, entiteiten, geesten, persoonlijkheden en geest-manifestaties, zijn altijd waarneembaar voor de Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Paradijs-Godheden, en aan het hoofd staan van de hogere regeringen van het groot universum.

107:4.7

Kunt ge de ware betekenis van de inwoning van de Richter werkelijk beseffen? Kunt ge werkelijk doorgronden wat het betekent om een absoluut fragment van de absolute, oneindige Godheid, de Universele Vader, in uw eindige, sterfelijke natuur te hebben wonen en daarmee te fuseren? Wanneer de sterfelijke mens fuseert met een werkelijk fragment van de existentiële Oorzaak van de totale kosmos, kan er nooit een grens gesteld worden aan de bestemming van zulk een ongekend en onvoorstelbaar partnerschap. In de eeuwigheid zal de mens niet alleen de oneindigheid van de objectieve Godheid ontdekken, doch ook de eindeloze potentialiteit van het subjectieve fragment van deze zelfde God. Altijd zal de Richter bezig zijn het wonder van God te openbaren aan de sterfelijke persoonlijkheid, en er kan nooit een einde komen aan deze verheven openbaring, want de Richter is van God en als God voor de sterfelijke mens.


◄ 107:3
 
107:5 ►