◄ 105:1
Verhandeling 105
105:3 ►

Godheid en werkelijkheid

2. De IK BEN Als Drieënige en Als Zevenvoudige

105:2.1

Wanneer ge nadenkt over de genese der werkelijkheid, dient ge steeds in gedachten te houden dat alle absolute werkelijkheid uit de eeuwigheid is en geen begin van bestaan kent. Met absolute werkelijkheid bedoelen wij de drie existentiële personen der Godheid, het Paradijs-Eiland en de drie Absoluten. Deze zeven werkelijkheden zijn alle gelijkwaardig eeuwig, ondanks het feit dat wij onze toevlucht nemen tot de taal van tijd en ruimte wanneer wij hun sequentiële oorsprongen aan mensen beschrijven.

105:2.2

Wanneer er een chronologische beschrijving van de oorsprongen der werkelijkheid wordt gevolgd, moet er een theoretisch moment worden gepostuleerd van de ‘eerste’ wilsuitdrukking en ‘eerste’ repercussie-reactie hierop binnen de IK BEN. In onze pogingen om de genese en generatie der werkelijkheid te beschrijven, kan dit stadium worden gezien als de zelf-differentiatie van De Oneindige van Het Oneindige, maar de vooronderstelling van deze tweevoudige verhouding moet altijd worden uitgebreid tot een drieënige voorstelling door de onderkenning van het eeuwige continuüm van De Oneindigheid, de IK BEN.

105:2.3

Deze zelf-metamorfose van de IK BEN culmineert in de veelvoudige differentiatie van vergoddelijkte werkelijkheid en niet-vergoddelijkte werkelijkheid, van potentiële en actuele werkelijkheid, en van bepaalde andere werkelijkheden die eigenlijk niet zo kunnen worden gerubriceerd. Deze differentiaties van de theoretische monistische IK BEN worden eeuwig geïntegreerd door simultane betrekkingen die binnen dezelfde IK BEN ontstaan—de prepotentiële, preäctuele, voorpersoonlijke, monothetische prewerkelijkheid, die, ofschoon oneindig, als absoluut wordt geopenbaard in de tegenwoordigheid van de Eerste Bron en Centrum, en als persoonlijkheid in de grenzeloze liefde van de Universele Vader.

105:2.4

Door deze interne metamorfosen legt de IK BEN de grondslag voor een zevenvoudige betrekking tot zichzelf. Het filosofische (tijd)begrip van de solitaire IK BEN en het overgangs-(tijd)begrip van de IK BEN als drieënige kunnen nu worden uitgebreid zodat zij ook de IK BEN als zevenvoudige omvatten. Deze zevenvoudige—of zeven fasen-—natuur kan het beste worden aangegeven met betrekking tot de Zeven Absoluten der Oneindigheid:

105:2.5

1. De Universele Vader. IK BEN vader van de Eeuwige Zoon. Dit is de primaire persoonlijkheidsbetrekking van actualiteiten. De absolute persoonlijkheid van de Zoon maakt het feit van Gods vaderschap absoluut en stelt het potentiële zoonschap van alle persoonlijkheden vast. Deze betrekking stelt de persoonlijkheid van de Oneindige vast en voltooit de geestelijke openbaring daarvan in de persoonlijkheid van de Oorspronkelijke Zoon. Deze fase van de IK BEN is gedeeltelijk te ervaren op geestelijke niveaus, zelfs door stervelingen die onze Vader kunnen aanbidden terwijl zij nog in het vlees zijn.

105:2.6

2. De Universele Beheerser. IK BEN oorzaak van het eeuwige Paradijs. Dit is de primaire onpersoonlijke betrekking van actualiteiten, de oorspronkelijke niet-geestelijke associatie. De Universele Vader is God-als-liefde; de Universele Beheerser is God-als-patroon. Deze betrekking stelt het potentieel van vorm—configuratie—vast en bepaalt het grondpatroon van onpersoonlijke en niet-geestelijke betrekkingen—het grondpatroon waarnaar alle kopie-ën worden gemaakt.

105:2.7

3. De Universele Schepper. IK BEN één met de Eeuwige Zoon. Deze vereniging van de Vader en de Zoon (in de aanwezigheid van het Paradijs) geeft de aanzet tot de creatieve cyclus welke zijn hoogtepunt vindt in de verschijning van vereende persoonlijkheid en het eeuwige universum. Vanuit het gezichtspunt van eindige stervelingen is de eeuwigheidsverschijning van de Havona-schepping het ware begin der werkelijkheid. Deze creatieve daad der Godheid is door en via de God van Actie, die in essentie de eenheid is van de Vader-Zoon gemanifesteerd op en aan alle niveaus van het actuele. Om die reden wordt goddelijke creativiteit immer en overal gekenmerkt door eenheid, en deze eenheid is de buitenwaartse weerspiegeling van de absolute eenheid van de dualiteit van de Vader-Zoon, en van de Triniteit van de Vader-Zoon-Geest.

105:2.8

4. De Oneindige Handhaver. IK BEN zelfassociatief. Dit is de primordiale associatie van de statische en potentiële fasen der werkelijkheid. In deze betrekking worden alle gekwalificeerde en ongekwalificeerde fasen gecompenseerd. Deze fase van de IK BEN wordt het beste begrepen als het Universeel Absolute—dat wat het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute verenigt.

105:2.9

5. Het Oneindige Potentieel. IK BEN zelfgekwalificeerd. Dit is het oneindigheidsreferentiepunt dat eeuwig getuigt van de volitionele zelfbeperking van de IK BEN ten gevolge waarvan drievoudige zelfuitdrukking en zelfopenbaring werd bereikt. Deze fase van de IK BEN wordt gewoonlijk verstaan als het Godheid-Absolute.

105:2.10

6. De Oneindige Capaciteit. IK BEN statisch-reactief. Dit is de eindeloze matrix, de mogelijkheid tot alle toekomstige kosmische uitbreiding. Deze fase van de IK BEN kunt ge u wellicht het beste voorstellen als de superzwaartekracht-tegenwoordigheid van het Ongekwalificeerd Absolute.

105:2.11

7. De Universele Ene der Oneindigheid. IK BEN als IK BEN. Dit is de stasis of zelfbetrekking der Oneindigheid, het eeuwige feit van de oneindigheid-werkelijkheid en de universele waarheid van de werkelijkheid-oneindigheid. Voorzover deze betrekking waarneembaar is als persoonlijkheid, wordt zij aan de universa geopenbaard in de goddelijke Vader van alle persoonlijkheid—zelfs van absolute persoonlijkheid. Voorzover deze betrekking onpersoonlijk tot uitdrukking kan worden gebracht, komt het universum ermee in aanraking als de absolute coherentie van zuivere energie en zuivere geest in de presentie van de Universele Vader. Voorzover deze betrekking voorstelbaar is als een absolutum, wordt zij geopenbaard in het primaat van de Eerste Bron en Centrum: in hem leven wij allen en bewegen wij ons en hebben wij ons zijn, van de schepselen in de ruimte tot en met de bur- gers van het Paradijs; en dit geldt evenzeer voor het meester-universum als voor het on- eindige kleine ultimaton, evenzeer voor hetgeen komen zal als voor wat is, en voor wat geweest is.


◄ 105:1
 
105:3 ►