◄ 104:3
Verhandeling 104
104:5 ►

De groei van het Triniteits-begrip

4. De zeven Drieënigheden

104:4.1

Bij deze poging om de zeven drieënigheden te beschrijven, wordt uw aandacht gevraagd voor het feit dat de Universele Vader het primaire lid is van elk van deze. Hij is, was, en zal immer zijn: de Eerste Universele Vader-Bron, Absoluut Centrum, Primaire Oorzaak, Univer s ele Beheerser, Onbegrensde Activeerder, Oorspronkelijke Eenheid, Onvoorwaardelijk Handhaver, Eerste Persoon der Godheid, Primair Kosmisch Patroon, en Essentie der Oneindigheid. De Universele Vader is de persoonlijke oorzaak van de Absoluten; hij is het absolute der Absoluten.

104:4.2

De natuur en betekenis van de zeven drieënigheden mogen u op de volgende wijze in overweging worden gegeven:

104:4.3

De Eerste Drieënigheid—de persoonlijk-doelgerichte drieënigheid. Dit is de groepering van de drie persoonlijkheden der Godheid:

104:4.4

1. de Universele Vader;

104:4.5

2. de Eeuwige Zoon;

104:4.6

3. de Oneindige Geest.

104:4.7

Dit is de drievoudige vereniging van liefde, barmhartigheid en dienstbetoon—de doelgerichte, persoonlijke associatie van de drie eeuwige Paradijs-persoonlijkheden. Dit is de goddelijk-broederlijke, schepsel-minnende, vaderlijk handelende, en de opklimming bevorderende associatie. De goddelijke persoonlijkheden van deze eerste drieënigheid zijn persoonlijkheid toekennende, geest schenkende en bewustzijn verlenende Goden.

104:4.8

Dit is de drieënigheid van oneindige wil; zij handelt overal in het gehele eeuwige heden en in de gehele stroom van de verleden-tegenwoordige-toekomstige tijd. Door deze associatie wordt oneindigheid van wilsvermogen voortgebracht en wordt voorzien in de mechanismen waardoor de persoonlijke Godheid zelf-openbarend wordt voor de schepselen van de evoluerende kosmos.

104:4.9

De Tweede Drieënigheid—de drieënigheid van kracht-patroon. Het fysische patroon, de kosmische configuratie, van de kleinste tot de grootste organisatievormen der materie—of het nu een minuscuul ultimaton, een fel gloeiende ster of wervelende sterrennevel, of zelfs het centrale universum of de superuniversa betreft—komt altijd voort uit de functie van deze drieënigheid. Deze associatie bestaat uit:

104:4.10

1. de Vader-Zoon;

104:4.11

2. het Paradijs-Eiland;

104:4.12

3. de Vereend Handelende Geest.

104:4.13

Energie wordt georganiseerd door het handelen van de kosmische vertegenwoordigers van de Derde Bron en Centrum; energie wordt gevormd naar het patroon van het Paradijs, de absolute materialisatie. Doch achter al dit onophoudelijk manipuleren staat de aanwezigheid van de Va- der-Zoon, wier vereniging voor het eerst het Paradijs-patroon activeerde bij het verschijnen van Havona, dat samenviel met de geboorte van de Oneindige Geest, de Vereend Handelende Geest.

104:4.14

In hun religieuze ervaring maken schepselen contact met de God die liefde is, maar dit geestelijke inzicht mag nooit de intelligente onderkenning verduisteren van het universum-feit van het patroon dat het Paradijs is. Door de dwingende kracht van de goddelijke liefde mobiliseren de Paradijs-persoonlijkheden de vrijwillige adoratie van alle schepselen, en leiden zij al deze uit de geest geboren persoonlijkheden naar de hemelse verrukkingen van het nimmer eindigend dienstbetoon van de volkomen zonen van God. De tweede drieënigheid is de architect van het toneel der ruimte, waar zich deze verrichtingen ontvouwen, en zij bepaalt de patronen der configuratie van de kosmos.

104:4.15

Weliswaar is liefde het kenmerk van de goddelijkheid van de eerste drieënigheid, maar patroon is de galactische manifestatie van de tweede drieënigheid. Wat de eerste drieënigheid betekent voor evoluerende persoonlijkheden, betekent de tweede drieënigheid voor de evoluerende universa. Patroon en persoonlijkheid zijn twee van de grootse manifestaties van de handelingen van de Eerste Bron en Centrum, en hoe moeilijk te vatten het ook moge zijn, niettemin is het waar dat het kracht-patroon en de liefhebbende persoon één en dezelfde universele realiteit zijn; het Paradijs-Eiland en de Eeuwige Zoon zijn gelijkwaardige doch antipodische openbaringen van de onpeilbare natuur van de Universele Vader-kracht.

104:4.16

De Derde Drieënigheid—de geest-evolutieve drieënigheid. De totaliteit der geestelijke manifestatie heeft haar begin en einde in deze associatie, die bestaat uit:

104:4.17

1. de Universele Vader;

104:4.18

2. de Zoon-Geest;

104:4.19

3. het Godheid-Absolute.

104:4.20

Alle geest, van geest-potentie tot Paradijs-geest, vindt realiteitsuitdrukking in deze drieënige associatie van de zuivere geest-essentie van de Vader, de actieve geest-waarden van de Zoon-Geest, en de onbegrensde geest-potentialiteiten van het Godheid-Absolute. In deze drieënigheid hebben de existentiële waarden van geest hun primordiale genese, hun volledige manifestatie en hun finale bestemming.

104:4.21

De Vader bestaat vóór geest; de Zoon-Geest functioneert als actieve creatieve geest; het Godheid-Absolute bestaat als alles omvattende geest, zelfs voorbij geest.

104:4.22

De Vierde Drieënigheid—de drieënigheid van oneindigheid van energie. Binnen deze drieënigheid vereeuwigen zich de begin- en eindpunten van alle energie-werkelijkheid, van ruimte-potentie tot monota. Deze groepering omvat de volgende leden:

104:4.23

1. de Vader-Geest;

104:4.24

2. het Paradijs-Eiland;

104:4.25

3. het Ongekwalificeerd Absolute.

104:4.26

Het Paradijs is het centrum van de kracht-energie-activering van de kosmos, de positie van de Eerste Bron en Centrum in het universum, het kosmische middelpunt van het Ongekwalificeerd Absolute, en de bron van alle energie. Binnen deze drieënigheid is het energie-potentieel van de oneindige kosmos existentieel aanwezig en het groot universum en het meester-universum zijn slechts gedeeltelijke manifestaties hiervan.

104:4.27

De vierde drieënigheid beheerst op absolute wijze de fundamentele eenheden der kosmische energie, en de mate waarin zij deze aan de greep van het Ongekwalificeerd Absolute doet ontsnappen staat in evenredige verhouding tot de mate waarin, in de experiëntiële Godheden, de subabsolute capaciteit verschijnt om de metamorfosen van de kosmos te beheersen en te stabiliseren.

104:4.28

Deze drieënigheid is Paradijskracht en energie. De eindeloze mogelijkheden van het Ongekwalificeerd Absolute zijn gecentreerd rond het absolutum van het Paradijs-Eiland, vanwaar de onvoorstelbare agitaties van de overigens statische rust van het Ongekwalificeerde uitgaan. En het onophoudelijk pulseren van het materiële Paradijs, het hart der oneindige kosmos, is in harmonie met het ondoorgrondelijke patroon en het onnaspeurlijke plan van de Oneindige Activeerder, de Eerste Bron en Centrum.

104:4.29

De Vijfde Drieënigheid—de drieënigheid van reactieve oneindigheid. Deze associatie bestaat uit:

104:4.30

1. de Universele Vader;

104:4.31

2. het Universeel Absolute;

104:4.32

3. het Ongekwalificeerd Absolute.

104:4.33

Deze groepering brengt de vereeuwiging voort van de functionele oneindigheidsverwerkelijking van al hetgeen actualiseerbaar is binnen de domeinen der werkelijkheid die geen deel uitmaken van de Godheid. Deze drieënigheid manifesteert een onbegrensd vermogen tot reageren op de volitionele, causatieve, spanning- en patroonhandelingen en -presenties van de andere drieënigheden.

104:4.34

De Zesde Drieënigheid—de drieënigheid van de kosmisch-geassocieerde Godheid. Deze groepering bestaat uit:

104:4.35

1. de Universele Vader;

104:4.36

2. het Godheid-Absolute;

104:4.37

3. het Universeel Absolute.

104:4.38

Dit is de associatie van de Godheid-in-de-kosmos, de immanentie der Godheid in combinatie met de transcendentie der Godheid. Dit is het laatste reiken van goddelijkheid op de niveaus der oneindigheid naar de werkelijkheden welke buiten het domein der vergoddelijkte werkelijkheid liggen.

104:4.39

De Zevende Drieënigheid—de drieënigheid van oneindige eenheid. Dit is de eenheid der oneindigheid, functioneel manifest in de tijd en de eeuwigheid, de coördinerende unificatie van actuele en potentiële werkelijkheden. Deze groep bestaat uit:

104:4.40

1. de Universele Vader;

104:4.41

2. de Vereend Handelende Geest;

104:4.42

3. het Universeel Absolute.

104:4.43

De Vereend Handelende Geest integreert universeel de wisselende functionele aspecten van alle geactualiseerde werkelijkheid op alle niveaus van manifestatie, van eindige, en transcendentale tot en met absolute werkelijkheden. Het Universeel Absolute compenseert op volmaakte wijze de verschillen die inherent zijn aan de wisselende aspecten van alle incomplete werkelijkheid, van de onbeperkte potentialiteiten van de actief-volitionele en causatieve werkelijkheid der Godheid, tot aan de grenzeloze mogelijkheden der statische, reactieve realiteit die geen deel uitmaakt van de Godheid en in de ondoorgrondelijke domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute is gelegen.

104:4.44

Zoals zij in deze drieënigheid functioneren, zijn de Vereend Handelende Geest en het Universeel Absolute gelijkelijk reactief op Godheid- en niet-Godheid-presenties. Hetzelfde geldt voor de Eerste Bron en Centrum, die in deze betrekking conceptueel vrijwel niet te onderscheiden is van de IK BEN.

104:4.45

Met deze benaderingen is het begrip van de drieënigheden voldoende toegelicht. Daar ge het ultieme niveau van de drieënigheden niet kent, kunt ge ook de eerste zeven niet geheel begrijpen. Ofschoon wij het niet verstandig vinden te trachten nog uitvoeriger hierop in te gaan, mogen wij wel verklaren dat er vijftien drieënige associaties van de Eerste Bron en Centrum bestaan, waarvan er acht in deze verhandelingen ongeopenbaard blijven. Deze ongeopenbaarde associaties betreffen realiteiten, actualiteiten en potentialiteiten die voorbij het experiëntiële niveau van het bewind van de Allerhoogste liggen.

104:4.46

De drieënigheden zijn het functionele echappement der oneindigheid, de unificatie van de uniciteit van de Zeven Absoluten der Oneindigheid. Door de existentiële presentie van de drieënigheden wordt de Vader-IK BEN in staat gesteld de functionele eenheid der oneindigheid te ervaren, ondanks de diversificatie der oneindigheid in zeven Absoluten. De Eerste Bron en Centrum is het verenigende lid van alle drieënigheden; in hem hebben alle dingen hun ongekwa- lificeerde begin, hun eeuwige bestaan en oneindige bestemming—‘in hem bestaan alle dingen.’

104:4.47

Hoewel deze associaties de oneindigheid van de Vader-IK BEN niet kunnen vergroten, blijken zij wèl die manifestaties van zijn werkelijkheid mogelijk te maken die beneden de niveaus van het oneindige en het absolute liggen. Door de zeven drieënigheden wordt de wendbaarheid vermenigvuldigd, worden nieuwe diepten vereeuwigd, nieuwe waarden vergoddelijkt, nieuwe potentialiteiten ontsloten en nieuwe betekenissen geopenbaard; en al deze gediversifieerde manifestaties in tijd en ruimte en in de eeuwige kosmos zijn existent in de hypothetische stasis van de oorspronkelijke oneindigheid van de IK BEN.


◄ 104:3
 
104:5 ►