◄ 101:5
Verhandeling 101
101:7 ►

De werkelijke natuur van religie

6. Voortgaande religieuze ervaring

101:6.1

De morontia-fase der geopenbaarde religie heeft te maken met de ervaring van de overleving, en de grote drijfveer in deze fase is het bereiken van geest-volmaaktheid. Ook ervaart ge daar de hogere impuls tot godsverering, alsmede een dringende oproep tot hogere ethische dienstbaarheid. Morontia-inzicht brengt met zich mee dat men zich steeds sterker bewust wordt van de Zevenvoudige, de Allerhoogste en zelfs de Ultieme.

101:6.2

Gedurende de gehele religieuze ervaring, van haar prille aanvang op het materiële niveau tot de tijd dat de volle status van geest wordt bereikt, vormt de Richter het geheim van het persoonlijke besef van de realiteit van het bestaan van de Allerhoogste; in deze zelfde Richter liggen ook de geheimen besloten van uw geloof in het transcendentaal bereiken van de Ultieme. De experiëntiële persoonlijkheid van de evoluerende mens, verenigd met de Richter-essentie van de existentiële God, vormt de potentiële voltooiïng van het allerhoogst bestaan en is naar haar natuur de grondslag voor de boven-eindige resultering van de transcendentale persoonlijkheid.

101:6.3

De morele wil behelst beslissingen die gegrond zijn op beredeneerde kennis, verdiept door wijsheid en bekrachtigd door religieus geloof. Zulke keuzen zijn daden van morele aard en getuigen van het bestaan van de morele persoonlijkheid, de voorloper van de morontia-persoonlijkheid, en uiteindelijk van ware geest-status.

101:6.4

Kennis van het evolutionaire type is slechts de accumulatie van protoplasmisch herinneringsmateriaal; dit is de meest primitieve vorm van geschapen bewustzijn. Wijsheid behelst de ideeën die door associatie en recombinatie worden geformuleerd uit het protoplasmische geheugen; deze verschijnselen onderscheiden het menselijke bewustzijn van het louter dierlijke bewustzijn. Dieren hebben kennis, maar alleen de mens bezit het vermogen tot wijsheid. Waarheid wordt toegankelijk voor het met wijsheid begiftigde individu doordat aan zulk een bewustzijn de geesten van de Vader en van de Zonen worden geschonken, de Gedachtenrichter en de Geest van Waarheid.

101:6.5

Toen Christus Michael zich aan Urantia had geschonken, leefde hij tot het moment van zijn doop onder de heerschappij van de evolutionaire religie. Vanaf dat ogenblik tot en met de gebeurtenis van zijn kruisiging, zette hij zijn arbeid voort onder de gecombineerde leiding van de evolutionaire en de geopenbaarde religie. Van de morgen van zijn opstanding tot aan zijn hemelvaart doorliep hij de veelvoudige fasen van het morontia-leven van de sterfelijke overgang van de wereld van materie naar die van geest. Na zijn hemelvaart kwam Michael in het bezit van de ervaring van het Allerhoogste Bewind, het besef van de Allerhoogste; en daar hij de enige persoon is in Nebadon die een onbeperkt vermogen bezit om de realiteit van de Allerhoogste te ervaren, bereikte hij terstond de status van de soevereiniteit van allerhoogste macht in, en voor de ogen van, zijn plaatselijk universum.

101:6.6

Wat de mens betreft, zijn uiteindelijke fusie en de daaruit voortvloeiende eenheid met de inwonende Richter—de persoonlijkheidssynthese van de mens met de essentie van God—maken hem, in potentialiteit, tot een levend deel van de Allerhoogste, en garanderen dat zulk een eertijds sterfelijk wezen het eeuwige geboorterecht heeft op het nimmer eindigende na- streven van finaliteit van universum-dienstbaarheid voor, en samen met, de Allerhoogste.

101:6.7

Openbaring leert de sterfelijke mens dat hij om door middel van de voortgang in de tijd zulk een prachtig, intrigerend avontuur door de ruimte aan te kunnen vangen, moet beginnen met het organiseren van zijn kennis tot idee-beslissingen; vervolgens dient hij de wijsheid op te dragen om onverpoosd te arbeiden aan haar nobele taak om de ideeën die hij zich heeft eigen gemaakt te transformeren tot steeds praktischer maar niettemin verheven idealen, tot die denkbeelden die als ideeën zo redelijk zijn, en als idealen zo logisch, dat de Richter het aandurft deze zodanig te combineren en te vergeestelijken, dat zij in het eindige bewustzijn op zulk een wijze met elkaar kunnen worden verbonden, dat zij het daadwerkelijke menselijke complement vormen dat aldus is voorbereid voor de werkzaamheid van de Waarheid-Geest van de Zonen, de tijd-ruimte-manifestaties van Paradijs-waarheid—universele waarheid. De coördinatie van idee-beslissingen, logische idealen en goddelijke waarheid vormt het bezit van een rechtvaardig karakter, het eerste vereiste voor de toegang van de sterveling tot de zich steeds uitbreidende, steeds geestelijker werkelijkheden van de morontia-werelden.

101:6.8

Het onderricht van Jezus was de eerste religie op Urantia die een zo volledige, harmonische coördinatie van kennis, wijsheid, geloof, waarheid en liefde inhield, dat zij volledig en gelijktijdig kalmte verschafte in wereldlijke zaken, intellectuele zekerheid, morele verlichting, filosofische stabiliteit, ethische gevoeligheid, Godsbewustzijn en de positieve zekerheid van de persoonlijke overleving. Het geloof van Jezus wees de weg naar de finaliteit van het menselijk behoud, naar het ultieme van de sterfelijke universum-verworvenheid, doordat het voorzag in:

101:6.9

1. verlossing van materiële boeien in het persoonlijk besef van zijn zoonschap van God, die geest is;

101:6.10

2. verlossing van verstandelijke slavernij: de mens zal de waarheid kennen en de waarheid zal hem vrijmaken;

101:6.11

3. verlossing van geestelijke blindheid, het menselijke besef van de broederschap van stervelingen en het morontiale besef van de broederschap van alle schepselen in het universum; de dienstbaarheidsontdekking van de geestelijke werkelijkheid en de dienstbetoon-openbaring van de goedheid van geest-waarden;

101:6.12

4. verlossing van de onvolledigheid van het zelf door het bereiken van de geest-niveaus van het universum, en door het uiteindelijke besef van de harmonie van Havona en de volmaaktheid van het Paradijs;

101:6.13

5. verlossing van het zelf, bevrijding van de beperkingen van het zelf-bewustzijn, door het bereiken van de kosmische niveaus van het Allerhoogst bewustzijn en door coördinatie met hetgeen door alle andere zelf-bewuste wezens is bereikt;

101:6.14

6. verlossing van de tijd, het bereiken van een eeuwig leven van nimmer eindigende voortgang in het herkennen van God en dienen van God;

101:6.15

7. verlossing van het eindige, de vervolmaakte eenheid met de Godheid in en door de Allerhoogste, waardoor het schepsel tracht de Ultieme transcendentaal te ontdekken op de post-volkomen niveaus van het absoniete.

101:6.16

Deze zevenvoudige verlossing is het equivalent van de compleetheid en volmaaktheid van de verwezenlijking van de ultieme ervaring van de Universele Vader. En dit alles ligt potentieel besloten in de realiteit van het geloof zoals de mens dit ervaart in de religie. En het kan ook hierin besloten zijn, omdat het geloof van Jezus werd gevoed door realiteiten die zelfs verder reiken dan het ultieme, en deze openbaarde; het geloof van Jezus benaderde de status van een absolute universum-realiteit, voorzover zulk een realiteit zich in de evoluerende kosmos van tijd en ruimte kan manifesteren.

101:6.17

Door zich het geloof van Jezus toe te eigenen, kan de sterfelijke mens reeds in de tijd de realiteiten van de eeuwigheid smaken. Jezus ontdekte in zijn menselijke ervaring de Finale Vader, en zijn broeders naar het vlees in het sterfelijke leven kunnen hem navolgen in deze ervaring van het ontdekken van de Vader. Zij kunnen zelfs, zoals zij nu zijn, dezelfde voldoening bereiken in deze ervaring met de Vader die Jezus bereikte zoals hij was. Nieuwe potentialiteiten werden geactualiseerd in het universum Nebadon tengevolge van de laatste zelfschenking van Michael, en een hiervan was het nieuwe licht op het pad der eeuwigheid dat voert tot de Vader van allen, en dat zelfs kan worden afgelegd door de stervelingen van materieel vlees en bloed tijdens hun aanvangsleven op de planeten in de ruimte. Jezus was en is de nieuwe, levende weg waarlangs de mens tot de goddelijke erfenis kan komen die, naar de Vader heeft verordineerd, de zijne zal zijn indien de mens er slechts om vraagt. In Jezus wordt overvloedig aangetoond wat het prille begin en ook wat de afloop en afronding is van de geloofservaring van de mens, zelfs van de goddelijke mens.


◄ 101:5
 
101:7 ►