◄ 1:5
Verhandeling 1
1:7 ►

De Universele Vader

6. Persoonlijkheid in het Universum

1:6.1

De menselijke persoonlijkheid is de beeld-schaduw die door de goddelijke Schepper-persoonlijkheid in de tijd-ruimte wordt afgeworpen. En geen enkele actuele werkelijkheid kan ooit op toereikende wijze worden begrepen door een onderzoek van haar schaduw. Schaduwen moeten verklaard worden in termen van de ware substantie.

1:6.2

God is voor de wetenschap een oorzaak, voor de filosofie een idee, voor de religie een persoon, en wel de liefdevolle hemelse Vader. God is voor de wetenschapsmens een oerkracht, voor de filosoof een hypothese van eenheid, voor de religieuze mens een levende geestelijke ervaring. ’s Mensen ontoereikende begrip van de persoonlijkheid van de Universele Vader kan alleen worden aangevuld en verbeterd door zijn geestelijke vooruitgang in het universum, en zal pas waarlijk toereikend worden wanneer de pelgrims uit tijd en ruimte eindelijk de goddelijke omhelzing van de levende God op het Paradijs bereiken.

1:6.3

Verlies nooit uit het oog dat de gezichtspunten van waaruit God en de mens persoonlijkheid beschouwen, lijnrecht tegenover elkaar staan. De mens ziet en begrijpt persoonlijkheid terwijl hij vanuit het eindige naar het oneindige kijkt; God kijkt vanuit het oneindige naar het eindige. De mens bezit de laagste vorm van persoonlijkheid, God de hoogste, zelfs allerhoogste, ultieme en absolute persoonlijkheid. Daarom hebben de betere voorstellingen van de goddelijke persoonlijkheid geduldig moeten wachten tot er betere ideeën aangaande de menselijke persoonlijkheid waren opgekomen, en vooral tot de hogere openbaring van zowel menselijke als goddelijke persoonlijkheid had plaatsgevonden in het geschonken leven van Michael, de Schepper-Zoon, op Urantia.

1:6.4

De voorpersoonlijke goddelijke geest die in het sterfelijke bewustzijn woont, levert door en in zijn tegenwoordigheid zelve het geldige bewijs voor zijn actuele bestaan, maar het begrip van de goddelijke persoonlijkheid kan slechts worden verstaan door het geestelijke inzicht van echte, persoonlijke religieuze ervaring. Iedere persoonlijkheid, menselijk of goddelijk, kan geheel onafhankelijk van de uiterlijk waarneembare reacties of materiële tegenwoordigheid van die persoon worden gekend en begrepen.

1:6.5

Voor vriendschap tussen twee personen is het van wezenlijk belang dat er een zekere mate van morele verwantschap en geestelijke harmonie bestaat: een liefdevolle persoonlijkheid kan zich moeilijk doen kennen aan een liefdeloze persoon. Om zelfs maar in de buurt te komen van het kennen van een goddelijke persoonlijkheid, moeten alle gaven en talenten van de mense-lijke persoonlijkheid geheel aan deze inspanning worden gewijd: halfslachtige, gedeeltelijke toewijding zal vruchteloos blijken.

1:6.6

Hoe vollediger een mens zichzelf begrijpt en de persoonlijkheidswaarden van zijn medemensen apprecieert, des te meer zal hij ernaar smachten de Oorspronkelijke Persoonlijkheid te leren kennen en des te ernstiger zal deze Godkennende mens ernaar streven zoals de Oorspronkelijke Persoonlijkheid te worden. Ge kunt redetwisten over meningen omtrent God, maar ervaring met hem en in hem staat boven en buiten alle menselijk meningsverschil en louter intellectuele logica. De Godkennende mens beschrijft zijn geestelijke ervaringen niet om ongelovigen te overtuigen, maar ter stichting en wederzijdse voldoening van gelovigen.

1:6.7

Wanneer ge aanneemt dat het universum gekend kan worden, dat het begrijpelijk is, betekent dit dat ge aanneemt dat het universum door [denkend] bewustzijn is gemaakt en door persoonlijkheid wordt bestuurd. Het bewustzijn van de mens kan alleen de bewust-zijnsverschijnselen van ander bewustzijn waarnemen, of het nu menselijk of bovenmenselijk is. Als de menselijke persoonlijkheid het universum kan ervaren, is er ergens in dat universum een goddelijk bewustzijn en een actuele persoonlijkheid verborgen.

1:6.8

God is geest, geest-persoonlijkheid; de mens is ook een geest, een potentiële geest-persoonlijkheid. Jezus van Nazaret bereikte de volle verwezenlijking van dit potentieel van geest-persoonlijkheid in zijn menselijke ervaring; daarom wordt zijn leven, dat bestond uit het volbrengen van de wil van de Vader, de meest werkelijke en ideale openbaring van de persoonlijkheid van God aan de mens. Ook al kan de persoonlijkheid van de Universele Vader slechts worden verstaan in daadwerkelijke religieuze ervaring, toch worden wij door het leven van Jezus op aarde geïnspireerd door de volmaakte demonstratie van zulk een verwezenlijking en openbaring van de persoonlijkheid van God in een echt menselijke ervaring.


◄ 1:5
 
1:7 ►